terug naar de overzichtspagina

NOMINATIE 17
(uit: Vreemd krakeel in Californië)


 
Het Roadhouse „Valleyglade” was volkomen in stijl. Zij naderden het, toen de zon achter de bergen was weggezonken. In de vallei was het al zo donker, dat zij hun koplampen aan hadden, hoewel boven hun hoofden nog rose en gouden wolkjes dreven tegen een lucht van lavendel en appelgroen.
„Zelfs de luchten spelen hier mee”, mompelde Jan en ging een bocht om achter de enorme, robijnrode achterlichten van de Olds.
„Als het zo dóór gaat met die enorme achterlichten”, zei hij, „zal er gauw een wet moeten worden gemaakt die je verplicht, je achterlichten te dimmen als je wordt ingehaald.”
Bob grinnikte en toen kwam het Roadhouse in zicht. Het was een tafereel, of drie verschillende installatiebureaus voor feestverlichting er zich op hadden kunnen uitleven.  Op het dak van het gebouw stond een met natriumlicht geel bestraalde soort vuurtoren die bundels rose, blauw en groen licht al rondraaiend naar alle kanten wiekte. Zoeklichten zonden stralen gekleurd licht loodrecht de lucht in en langs het water hingen snoeren feestlampen. Dat alles werd door de weerschijn van de stille meeroppervlakte nog eens verdubbeld. Het grote parkeerterrein was verdeeld in taartpunten van grint in verschillende tinten   — gewoon wit grint was natuurlijk te eentonig. Rijen palmbomen waren door verborgen reflectors in helle gloed gezet en door luidsprekers werd de muziek van de Dixieland-band de omgeving ingezonden. Het was een prima versterkerinstallatie, daar niet van. Toen zij hun auto's naast elkaar op het parkeerterrein zetten, waarna een neger met witte handschoenen aan terstond buigend de portieren begon te openen, was het geluid uit de speaker boven hun hoofden zo zuiver, of zij vlak voor de band stonden te luisteren.
„Hijah”, grinnikte de neger tegen Kelly. „Lang niet gezien, mistuh Kelly.”
„Druk bezig geweest”, antwoordde Kelly en drukte hem   een opgevouwen bankbiljet in de hand. „Deze jongens horen bij mij.”
De witte tanden van de neger blonken nog feller. 
„Yes, mistuh Kelly.”
„Luister eens. Is Vera Vitella al binnen gekomen?”
De neger keek om naar een verlaten hoekje van het par-keerterrein, waar zij blijkbaar altijd haar auto parkeerde. „No, mistuh Kelly. Nog niet gezien. Maar ze zal zo wel komen.”
„Wanneer is haar eerste optreden?”
„Tien uur, mistuh Kelly. De bar gaat open om negen uur.”
„Wat voor auto rijdt ze?”
„Twoseater, mistuh Kelly. Een van die bronskleurige Buicks. Met witte banden.”
Kelly knikte, gaf Jan en Bob een wenk en liep over een taartpunt vol lichtblauw grint naar de ingang toe.
„Luister, jongens. Ik wil haar kamer rustig nasnuffelen. Houden jullie op een of andere manier dit parkeerterrein in de gaten. Toen ik haar het laatst zag, droeg ze een mantelpak. Als je haar aan ziet komen, houd haar dan even  aan de praat, een van jullie, terwijl de ander me komt waarschuwen.”
„Ho!” zei Jan. „Wat is het nummer van haar kamer?”
Kelly liep de drie treden naar de ingang op.
„Dat ga ik nu binnen vragen. Luister maar.”

terug naar de overzichtspagina volgende