terug naar de overzichtspagina

NOMINATIE 24
(uit: Een vliegtuigsmokkel met verrassingen)


 
Maar voor hij daar antwoord op kreeg, kwam een tweede Chinees met grote snelheid door de open deur naar binnen stuiven en begon luidkeels te schreeuwen tegen de kroepoekfabrikant. Dat ging een halve minuut lang zo door. Waar het over ging zal wel altijd een mysterie blijven, maar het had als resultaat dat de kroepoekfabrikant een schakelaar omdraaide, een ijzeren potlepel rinkelend in een hoek smeet en samen met Chinees numero twee de deur uit stoof. Jan keek hen eventjes verbaasd na en besefte toen dat dit waarschijnlijk een gelegenheid was die hij niet ongebruikt mocht laten. Waar kon het  witte tonnetje gebleven zijn? De blauwe oliewalm, die in wolken ronddreef, weerkaatste het licht van de ene, naakte elektrische lamp die aan het plafond hing. Maar toen Jan enkele passen dieper het fabriekje in deed, ontdekte hij in de rechterachterhoek een houten trap, die kennelijk naar de verdieping er boven leidde. Hij verknoeide geen tijd meer, beklom haastig de versleten treden en belandde bovenaan op een stoffig portaaltje, waarop drie deuren uitkwamen. Een ervan stond half open  omdat het scharnier kapot was. Er achter prijkte een ouderwetse W.C. De tweede deur (aan de voorkant van het huis) had een houten kruk, ging knersend, maar zonder moeite open........ en onthulde het smerigste kantoortje waarin Jan ooit zijn hoofd had gestoken. Het was beslist in vele maanden niet schoon gemaakt. De vloer lag vol met plat getrapte of stuk gewreven eindjes sigaret en stukken kroepoek. Daardoorheen lagen verfrommelde enveloppen, een afgerold schrijfmachinelint, een compleet afgewikkelde rol toiletpapier en enkele malen de inhoud, van een prullemand, die blijkbaar voor het gemak telkens in een hoek van het vertrek was leeggeschud. De wanden waren gedecoreerd met los hangende flarden behang; hier en daar uitgeslagen door vocht en voorts met vergeelde prenten van filmsterren, raceauto's en windhonden. Tegenover de deur zat  een telefoon aan de wand, maar een schroef ervan was blijkbaar los, want het ding hing volkomen scheef. Bij het raam stond een plat en heel oud eiken bureau vol met oude kranten, overlopende asbakken en honderden brandvlekken van sigaretten langs de rand. Overal lag stof, behalve op de telefoon, die er merkwaardig glimmend en zwart uitzag, als of het ding vrij geregeld werd gebruikt. Maar een wit tonnetje was in het ganse vertrek niet te ontdekken. Kasten waren er óók niet, want de enige deur was die, waarom Jan zijn hoofd gestoken hield. Hij trok nu die deur weer dicht en probeerde de achterkamer. Maar die was wèl op slot........ en zelfs heel solide op slot, want iemand had de moeite genomen een modern Lipsslot in die deur te laten zetten en bovendien waren er in deur en kozijn twee schroefogen gedraaid, waardoor de beugel van een allesbehalve goedkoop hangslot was gestoken. Jan stond het geval met een peinzende blik te bekijken, onderwijl scherp luisterend of hij uit de benedenverdieping geen geluiden hoorde van terugkerende Chinezen. Het leek bijzonder waarschijnlijk dat de geheimen    van de uurwerk-smokkelaars achter dat dubbele slot zaten op-geborgen. Maar hoe erbij te komen? Terwijl hij daar nog over stond te piekeren, begon de telefoon in het kantoortje onverwacht te rinkelen, wat Jan even naar lucht deed happen van schrik. Het is wonderlijk, hoeveel angst een telefoonbel iemand kan aanjagen als die zich bevindt in een kamer of een huis  waarin hij niet thuis hoort. Vreemd, maar waar. Jan stond roerloos op het vuile portaaltje, met zijn vingers en zijn tenen inéén geklemd, terwijl de telefoon maar bleef rinkelen........ viermaal........ vijfmaal. Toen had Jan zijn positieven pas bij elkaar. Hij opende de deur van het kantoortje, deed vier snelle passen   en nam de hoorn op:
„Hallo?”

terug naar de overzichtspagina volgende