Nieuwsbrief 20  © juli 2002 - 10e jaargang nr. 2 

Smoezen
door Gert Huber

Enige tijd geleden bezocht ik in een van onze grote steden een plaatselijk warenhuis met het doel een tweetal reiskoffers aan te schaffen, welke aldaar tegen concurrerende prijzen verkrijgbaar zijn. Nadat ik mijn keuze gemaakt had, stond ik in de rij voor de kassa wat verveeld om me heen te kijken, tot ik plotseling klaarwakker werd: Bij de klantenservice stond een gezette man met handen en voeten te praten tegen de dienstdoende deerne, steeds maar wijzende naar het voorwerp dat hij op de balie had gezet: een driewieler, een klein rood fietsje waarop olijke peuters hun ontluikende agressie in het verkeer kunnen botvieren op de nietsvermoedende trottoirgebruiker. Kennelijk was er iets mis, wellicht verkeerd bezorgd, of wielen die smering behoefden?

Het zal de lezer niet verbazen, dat mijn gedachten zich naar Pittsburgh verplaatsten, alwaar een soortgelijk vervoermiddel door Arie gebruikt wordt om zich wederrechtelijk toegang te verschaffen tot de expeditie van "The Galleries". Eigenlijk had hij liever een tamme krokodil gebruikt, waarschijnlijk dezelfde die Donald Duck ooit heimelijk als hond mee naar huis nam onder de prachtige rasnaam "Geschubde Moerastekkel".

Er wordt wat afgelogen in de serie; de jongens verbazen zich er zelf ook af en toe over. Waar veel smoezen een zekere routine vertonen, bijvoorbeeld met weddenschappen, komen we her en der originele, zalige onzinsmoezen tegen zoals bovengenoemde; Arie die zich plotsklaps herinnert dat zijn verzonnen oom ergens anders woont en ga zo maar door.

Een zeer hoge smoezenconcentratie vinden we in de Praed-juwelenjacht, waarin alle mee- en tegenstanders er lustig op los liegen, onder meer tegen elkaar, garages, chauffeurs, transportondernemingen en diplomaten. Door gejok van een werknemer van Dalmonte nabij de garage wordt een van de jongens op het verkeerde been gezet: hij wordt boos omdat hij voor een leugenaar uitgemaakt wordt, wanneer hij juist bij uitzondering denkt de waarheid te spreken aangaande Ketterings neef. Van der Heide beschrijft dit paradoxale gevoel uitstekend, terwijl de veelgeplaagde Kettering ongevoelig wordt voor welke smoes dan ook.

Het meest intrigerend vind ik de smoezen die zo mooi zijn, dat we ze niet te weten komen. Zo uit mijn hoofd komt dit op twee plaatsen voor, beide in een confrontatie met de sterke arm:

*   Een uitgeputte Bob heeft een prachtsmoes verzonnen om het, middels een doortrapte schijnbeweging, ontwijken van een oppassend burger in Honolulu te verklaren tegenover de lokale politie. Voordat de aan zijn lippen hangende adept die smoes vernemen kan, stuurt de politieman het verhaal plots een heel andere kant op en is niet meer in Bob geïnteresseerd.

*   Stinkend naar bami is Arie bezig om inspecteur Ford in het door de Hermandad gefrequenteerde etablissement verse leugens op de politiemouw te spelden. In die situatie is hij er in geslaagd een heel goede verklaring te bedenken voor hun ook al verzonnen onderlinge gevecht. Maar als een deus ex machina komt daar het telefoontje van het bureau, dat de openbaarmaking van deze smoes torpedeert.

In geen van beide gevallen lijkt me het eenvoudig om een hecht doortimmerde smoes te produceren die een met wantrouwen en dienstijver doordrenkte ambtenaar zou kunnen overtuigen, maar wellicht zijn er leugenachtiger geesten dan de mijne die daar minder moeite mee hebben. Ik vermoed toch, dat Van der Heide zichzelf op zo'n moment vastgekletst heeft en toen maar een andere uitweg zocht. Het zou natuurlijk toeval kunnen zijn - maar we hebben van hem geleerd dat er maar heel weinig werkelijk toeval bestaat.

© 2002 Hans en Ton Kleppe, Jacoba van Heemskerckstraat 7, 3351 SP Papendrecht

Naar de volgende pagina van deze Nieuwsbrief
Naar de inhoudsopgave van deze Nieuwsbrief
Naar het overzicht van alle nieuwsbrieven
Naar de index op de Nieuwsbrief
Naar de homepage