Nieuwsbrief 13  © januari 1999 - 7e jaargang nr. 1 

Vitaminegebrek
door Gert Huber

Humor is voor mij het belangrijkste ingrediënt van de onvolprezen Bob Evers-avonturenboeken, vandaar ook dat de eerste delen mij minder aanspreken - Van der Heide was daar nog niet zo op dreef, pas later relativeerde hij de gebeurtenissen adequater, terwijl de teruggang van het aantal dodelijke slachtoffers gelijke tred hield met de toename van de passages waar je hardop bij lachen kon. Die humor wordt vaak heel fraai opgebouwd; ik weet niet of dit bewust zo geconstrueerd werd of puur intuïtie was.

Tekorten aan die organische stoffen, die men in de wandelgang met vitamines aanduidt, houdt ik graag voor de oorzaak van mijn zwaarlijvigheid, alsmede voor mijn voorliefde voor sigaren, sterke drank en jonge vrouwen. De humor van de one-liner Vitaminegebrek, zoals we allen weten uit de Varkensleren Koffer, wordt echter in de daaraan voorafgaande bladzijden stap voor stap voorbereid: Jans tante, een sterk antroposofisch type zoals we allemaal kennen, is de oorzaak van de steeds terugkerende walgende en smalende opmerkingen van de beide jongens. Als tenslotte een geïrriteerde vrachtwagenchauffeur uitstapt, verwachten we een boze uitval, maar de spanning wordt erin gehouden door de brave bestuurder eerst een sjekkie te laten rollen, waarna hij meedeelt, dat zijn zenuwen niet meer de oude zijn. Op dat moment ploft Aries kreet Vitaminegebrek in een gespreid bedje - schitterend afgemaakt door Jan, die opmerkt dat zijn bolle vriend iets gegeten heeft dat hem niet bekomt. Een andere, soortgelijke lachbom is de Hondeman die van zijn vader zegt: Hij was kolonel - gezien het voorafgaande genoeg om Jan aan de afwas te zetten.

In andere gevallen komt de humor op een onverwacht moment - waar sprake is van een toch wat bedreigende situatie, komt een plotselinge, belachelijke opmerking hard aan: Arie, die wordt ondervraagd door een engerd die zijn in een nylonkous gehulde hoofd krabt, en opmerkt: Pas op, u krijgt een ladder in uw kous, zoals een moeder in de jaren vijftig zei tegen haar dochter, die voor het eerst dure nylonkousen droeg - panty's bestonden nog niet, althans niet in de huidige betekenis.

Dat zijn ze altijd is weer een ander geval. Voor de ongeletterden: De tekst van Jan tegen een dienstklopperige agent op de Veluwe, die vraagt hoe hij weet dat de tonnetjes waar hij over spreekt wit zijn. Deze zin is in hoge mate lachwekkend, vooral omdat het een onzin-antwoord op een al even onzinnige vraag is: Onze Hermandad blijkt geheel ongevoelig voor de portee van Jans verhaal over smokkelaars en horloges; zijn vraag over de herkomst van de kennis van de fietspadparkeerder heeft een hoog Bromsnor-gehalte.

De gedachte dat dit soort sterke staaltjes helemaal niet zo eenvoudig in te bouwen is wint terrein wanneer je in de latere boeken toch wat bedenkelijker frasen tegenkomt. Bent u Walter Kettering? Ja. Oh, dan moet ik u niet hebben gaat nog, hoewel al niet briljant. Mijn vader is zelf ouder ruikt al een beetje, maar drie jongens die moeten schaterlachen om een Schout bij Kunstlicht is ver onder de maat. Vitaminegebrek, Korsakov (wat is dat ook alweer), Seniele aftakeling?

De ultieme humor die de serie heeft opgeleverd is natuurlijk pas lang ná het schrijven duidelijk geworden: Van der Heide zou zich vast een stuip gelachen hebben als hij wist, dat er door lieden, beduidend ouder dan met twaalf jaar en ouder bedoeld kan zijn, grof geld wordt betaald voor zijn geesteskinderen, oudere mannen (en zelfs enkele vrouwen) die volmondig toegeven deze jongensboeken nog met plezier te herlezen en geen gelegenheid laten voorbijgaan om erover van gedachten te wisselen. De boeken worden dus bepaald niet geplaagd door vitaminegebrek - ze zijn springlevend.

Gert Huber

© 1999 Hans en Ton Kleppe, Jacoba van Heemskerckstraat 7, 3351 SP Papendrecht

Naar de inhoudsopgave van deze nieuwsbrief
Naar de rubriek "de Bob Evers-nieuwsbrief" (algemene informatie)
Naar de homepage