Nieuwsbrief 22  © januari 2003 - 11e jaargang nr. 1 

Schmuck
door Gert Huber

In diverse delen van de Bob Evers serie doet de Schrijver moeite om de talenkennis van de jeugdige lezer te verbeteren. In de vijftiger jaren had de gemiddelde twaalfjarige vrijwel geen weet van vreemde talen (begonnen werd met Frans in de zesde klas van de lagere school), iets dat door de auteur kennelijk goed in gedachten werd gehouden.

Toen ik als elfjarige aan de boeken begon (en er meteen verslaafd aan was), had ik vrijwel geen ervaring met vreemde talen. Televisie was er bij ons nog niet, vakanties bracht je in het eigen land door en de lampenradio stond vastgeroest op Radio Luxemburg - met Nederlandstalige uitzendingen. Een Brits jongetje bij ons in de straat was een exoot die op ons verzoek af en toe een Engels zinnetje voortbracht, wat ons in de oren klonk zoals Arabisch nu.

Mijn eerste Angelsaksische zinnen leerde ik dan ook uit de mond van Jerry Miller, bereidwillig vertaald door een Antwerper cafébezoeker. Uit dezelfde trilogie kwam ook het eerste Duits tot me, via een stel koffiesmokkelaars die zich wederrechtelijk denken te vergrijpen aan de inhoud van een koffer. Het woord "Schmuck" blijft voor mij onlosmakelijk verbonden aan de Grimbos-affaire, hoe vaak ik het ook later hoorde en gebruikte, en ik moet bij de Duitse douane nog steeds op mijn lippen bijten om niet te sissen: "Suchen Sie sechzigtausend Mark im Koffer?".

Persoonlijk heb ik de flarden buitenlands taalgebruik altijd erg gewaardeerd; het gaf een opwindend tintje aan de verhalen in een tijd dat de internationale uitwisseling van personen en gedachtengoed nog niet zo ver gevorderd was als nu - het maakte alles extra spannend! Bovendien leerde je daadwerkelijk enige basiszinnetjes, waarmee je indruk kon maken op je vriendjes. "Reifen kaputt? Jawohl, kaputt." was een veel geciteerde zin als een van ons weer een lekke fietsband had. Jongens die dit niet begrepen beschouwden wij als outcasts die hun klassieken niet beheersten.

Van der Heide was overigens nogal slordig en inconsequent met het gebruik van vreemde talen in de dialogen. Soms wordt een heel gesprek in het Engels weergegeven en gedeeltelijk vertaald, in andere gevallen wordt de samenspraak geheel in het Nederlands weergegeven. In die laatste gevallen gebeuren er vaak onverklaarbare dingen: Een onvertaalbare Nederlandse woordspeling in een gesprek dat gezien de verhaallijn in het Engels gevoerd moet zijn; Amerikaanse boeven die een telefoongesprek tussen Arie en Jan kennelijk kunnen volgen, terwijl dat gesprek ongetwijfeld in onze nationale tongval gevoerd werd. Altijd weer goede discussiestof met andere BE-lezers.

Het leuke is, dat de buitenlandse citaten geheel voldoen aan de verwachtingen van de toenmalige middelbare scholier. Men leerde op de H.B.S. of het Gymnasium degelijk Engels, Duits en Frans, en alleen deze talen komen in de boeken voor, een enkele Spaanse of Italiaanse uitroep daargelaten (van der Heide haalde die twee talen wat door elkaar). Dat is opmerkelijk, aangezien een aantal verhalen zich in Spaanssprekende streken afspeelt.

Het ziet er naar uit dat de schrijver geen zin had om zich, uitsluitend ten behoeve van de couleur locale, meer vreemde talen eigen te maken dan wat destijds als standaard beschouwd werd. Waar hij rijkelijk putte en citeerde uit allerlei reisgidsen, hadden er eigenlijk best wat frases uit "Hoe zeg ik het in het Spaans" opgenomen kunnen worden, ter verdere ontwikkeling van onze beginnende talenknobbel.

© 2003 Gert Huber

Naar de volgende pagina van deze Nieuwsbrief
Naar de inhoudsopgave van deze Nieuwsbrief
Naar het overzicht van alle nieuwsbrieven
Naar de index op de Nieuwsbrief
Naar het site-overzicht