home  -  tijd in BEeld  -  bibliografie  -  werken  -  feuilleton  -  nieuwsbrief  -  de media  -  zeijlstra  -  zeerust  -  diversen

gepubliceerd op 31/07/2000
laatste wijziging 16/08/2018
reacties en suggesties: e-mail naar simon kuipers  
Terug naar de
vorige pagina

15 september 1993

FAN

Bob Evers wordt vijftig


J. J. Beringen, Het verschijnsel Bob Evers Uitgeverij Warung Bambu, 176 blz., f19,50
door Martin van Amerongen

Een fanclub is de verzamel plaats van zogenaamde fans, een ernstig gestoorde diersoort die aan beide oren doof en aan belde ogen blind is.

Hij (niet zelden zij) heeft zijn/haar leven in dienst van het Idool gesteld. Hij heeft leven en werk van het bewonderde object tot in de kleinste details in kaart gebracht. Het ISBN-nummer van Zijn laatste boek kent hij uit het hoofd, moeiteloos produceert hij de dag waarop Hij zich in een Parijs hotel met Anita Ekberg heeft teruggetrokken, bij welke gelegenheid Hij twee‰neenhalve keer is klaargekomen. De enige feiten en feitjes die de fan niet weet zijn de feiten en feitjes die hij niet wil weten, omdat zij niet in zijn kraam te pas komen.

De fan is niet alleen horende doof en ziende blind, hij (niet zelden zij) is bovendien stapelkrankzinnig.

God is dood, althans tijdelijk vervangen door wereldse substituten als Ruud Gullit, Richard Wagner, Michael Jackson en Willeke Alberti. Ruud Gullit, weten de fans, heeft al zijn leven nog nooit een verkeerde pass op de slof gehad. Richard Wagner is op zijn beurt de achterneef van Jezus Christus. Michael Jackson is een oprecht kindervriend, dus het slachtoffer van een Internationale samenzwering. Willeke Alberti is de achternicht van de Maagd Maria. Wee degene die iets kwaads over hen waagt te beweren. Vergramd neemt de fan plaats achter zijn tekstverwerker en formuleert een aangebrand Ingezonden Stuk. Hun publicitaire thuishaven is het Club blad, dat de Michael Jackson Bode of het Willeke Alberti Bulletin heet. Het zijn geschriften vol gehectografeerde geheimtaal, waarvan je niets wijzer wordt en waarin nimmer een substanti‰le mededeling wordt gedaan.

In het - navenant verwaarloosbare clubblad van de Bob Evers-fanclub, de Bob Evers Nieuwsbrief, wordt het feit gevierd dat de Bob Evers-serie dit jaar vijftig jaar bestaat. Het is de reeks jongensboeken rond de eeuwig jonge tieners Arie Roos (dik en slim), Jan Prins (precieus en gierig) en Bob Evers (Amerikaan en kleurloos), die zich reeds twee generaties lang in een onge‰venaarde populariteit mag verheugen. Waar de schrijver, Willy van der Heide (die zich Willem W. Waterman noemde, maar eigenlijk W. H. M. van den Hout heette) in februari 1985 aan moge zijn overleden, ondervoeding kan het niet zijn geweest. Zijn fanclub is het Bob Evers Genootschap. Het is in 1972 opgericht en beoogt onder andere leesavonden, excursies en een toelatingsexamen voor aspirant-leden. Volgens de navolgende procedure: De kandidaat wordt geblinddoekt per auto naar de examenplaats vervoerd en dient daar een aantal schriftelijke en mondelinge vragen te beantwoorden. 'Wat is de bijnaam van de schurk die in "Amorf gesmorf In de Bijenkorf" er met de linkersteunzool van Arie Roos vandoor gaat' is het examen met goed gevolg afgelegd, mag men zich lid van het Bob Evers Genootschap noemen. Het verschijnsel Bob Evers (1993): 'Willy van der Heide zelf heeft eveneens het examen afgelegd, met het opmerkelijke resultaat dat hij zakte als een baksteen hiervoor. Hij vatte dit overigens sportief op. '
Waarschijnlijk had de schrijver een slokie op.

In het kader van de vijftigste verjaardag van Bob Evers en de zijnen las ik het boek Schermutselingen bij een zandafgraving, deel veertig van de serie, geschreven door Peter de Zwaan, die na het overlijden van Willy van der Heide de fakkel heeft overgenomen. Het is een goed boek, geheel in de sfeer van de bewonderde voorganger geschreven, en Arie Roos ('Jij roodrillende reuzelklomp') is weer de dikste en slimste van allemaal. Daarnaast herlas ik het boek Tumult in een toerlstenhotel, waarop ik me in toentertijd mijn jongensogen blind heb gelezen. Terecht, zo blijkt. Een beter, geestiger, spannender Jongensboek is nooit verschenen, Erich Kaestners Emil en zijn detectives niet te na gesproken.

Wie was deze Willy van der Heide, alias Willem W. Waterman, alias W. H. M. van den Hout?

Ik heb een zwak voor zonderlingen, zodat het mij spijt de man slechts twee maal dertig seconden te hebben meegemaakt: de eerste keer op de redactie van het seksblad Candy, dat in die tijd onder de hoofdredactie stond van twee ondernemende jongens die het vak bij de Donald Duck hadden geleerd; de tweede keer toen hij op een midwinteravond de deur van het journalistencafe Scheltema openstootte onder het brullen van de woorden: 'Ik ben de enige nog levende fascist in Nederland!'

Deze status ontleende hij, wist ik inmiddels, aan zijn werkzaamheden voor De Gil, het 'Periodiek Verschijnend Orgaan Voor Nuchter Nederland', spreekbuis van de 'Gilclub Uitlaat voor Zuchtende Zielen, Buitenlid van de Abessijnse Kultuurkamer en Zwierende Zwetsers'. Er stonden grappen in waarvan je je afvraagt hoe zij ooit de censor hebben kunnen passeren. 'Weet je hoe Berlijn vroeger heette? Groot-Berlijn. Daarna: Berlijn. Nu: Zevenhuizen. Binnenkort: Kuilenburg. ' Niettemin was het blad fout als de kolere, getolereerd door de Duitse bezetter, pseudo-anti-NSB, maar ondertussen onbekommerd schrijvend over 'spekjodinnen met hun hangboezems en hun zweetstank' het tragische feit negerend dat er inmiddels, in 1944, weinig spekjodinnen meer over waren aan wie deze beweringen konden worden getoetst.

Was getekend: Willem W. Waterman. Reeds toen, In oorlogstijd, was de latere schrijver van Trammeland op Trinidad en Stampei om een schuiftrompet zowel aan de drank als aan de hamerende alliteratie verslaafd.

Hij was het niet onamusante prototype van de hoofdstedelijke kroegtijger die precies vijftien minuten te verdragen is. 'Bediening! Doe mij nog maar een pilzebier!' Daarna gaat het gesprek onvermijdelijk over socialisten, Surinamers, de belastingen, De Telegraaf en 'de dametjes' zodat het verstandiger is zo snel mogelijk de rekening te vragen. Het laat de kwaliteit van zijn jongensboeken onverlet, boeken die men trouwens leest zonder enig risico voor schade aan de ziel. Door de eerste drukken wandelt nog een incidentele halfgare Belg respectievelijk de 'mislukte zoon van een afgekeurde baviaan'. Dat Is in de latere drukken keurig gekuist - en in de rest van het oeuvre lijkt de auteur zijn lesje te hebben geleerd. Er komt in dit opzicht geen onvertogen woord over de lippen van Arie Roos c.s. Men herkent in niets de vroegere propagandaleider van Arnold Meijers Zwart Front die natuurlijk realistisch genoeg was te beseffen dat grappenmakerij over spekjodinnen met hun hangboezems na de oorlog niet meer zouden worden getolereerd.

Waarom zouden wij na al die tijd moraliseren over het feit dat die man in de oorlog dat rottige blaadje van hem heeft gemaakt? Onze artistieke appreciatie betreft niet Willem W. Waterman, maar Willy van der Heide die schrijver die ons anderhalve kastplank jongensboekenplezier cadeau heeft gedaan. Toch moet er een soort continuiteit bestaan tussen de grappenmakerlij In De Gil en de tot de n-de macht verheven jongenswereld van Bob Evers c.s., vol ontvoeringen, overvallen, klopjachten en bedrieglijke bankbreuken. De Willem W. Watermankunde spreke! Wat doet de Willem W. Watermankundige in werkelijkheid' In zijn idolatrie publiceert hij een complete studie over Het verschijnsel Bob Evers waarin alle biografische dubieusheden zijn weggepoetst. Helemaal oninteressant is zo'n boek niet hoezeer de auteur daar ook zijn best voor heeft gedaan. Zo blijkt Waterman in de jaren vijftig een geschriftje te hebben gepubliceerd over het leipe vraagstuk Wat schuilt er voor waars in wichelroedelopen en de aardstraaltheorie!' En waarom neuzen Bob Evers, Jan Prins en Arie Roos met ware wetenshonger zo vaak in de Encyclopedia Brittannica? Omdat de schrijver zich de complete editie cadeau heeft laten doen onder voorwaarde dat hij daar in geschrifte zoveel mogelijk reclame voor zou maken.

Zij roken niet en drinken niet, zij gaan enkel en alleen achter de dames aan als het een diamantsmokkelaarster betreft. Niettemin, zo blijkt, werden zij door de zedenmeesters uit de openbare bibliotheken geweerd. De schrijver, anno 1974, in een vraaggesprek: Van het begin af aan werd er over deze serie ernstig gefronst; er wordt nog altijd over gefronst omdat ze niet cultureel of opbouwend zijn. En ik had altijd het argeloze idee - en dat heb ik nog - dat dat kinderen geen ene moer interesseer. Die willen gewoon eerlijke boeken lezen waar wat in te beleven valt. Er zijn genoeg mensen die op de morele zeurtoer gaan; dat laat ik graag aan anderen over. Ik ben geen gefrustreerde dominee of moeizame humanist; die markt mogen anderen hebben. '

Zo vindt men in deze Bob Evers-studie wel meer amusante marginalia. Zij vullen alles bij elkaar hoogstens een halve bladzijde wat mij wat weinig lijkt. Nee, de Willem W. Watermankunde is matig ontwikkeld hetgeen niet in de laatste plaats te wijten is aan de schrijver zelf wiens hoogsteigen memoires (Toen ik een nieuw leven ging beginnen, 1979) volstrekt verwaarloosbaar zijn en voornamelijk bestaan uit infantiel gegier aan gene zijde van de tapkast geboekstaafd met de Plechtige Kapitalen van Olle Kapoen en Winnie de Poeh. Hij had blijkbaar even weinig afstand ten opzichte van zichzelf als zijn fans ten opzichte van hem. Terwijl ik het stellige vermoeden heb dat over de man met zijn curieuze wellicht dubieuze maar altijd avontuurlijke leven - want een character was hij ongetwijfeld - een prachtige biografie te schrijven valt.