home  -  tijd in BEeld  -  bibliografie  -  werken  -  feuilleton  -  nieuwsbrief  -  de media  -  zeijlstra  -  zeerust  -  diversen

gepubliceerd op 26/06/2007
laatste wijziging 03/05/2016
reacties en suggesties: e-mail naar simon kuipers  
Terug naar de
vorige pagina


Onderstaand artikel is voor het eerst gepubliceerd in De Nieuwe Clercke, 29 mei 1976, pagina 8-11, met als auteurvermelding W.H.M. van den Hout.

Het verhaal is met enkele wijzigingen - en zonder de illustraties - opgenomen in de verhalenbundel Toen ik een nieuw leven ging beginnen en andere waargebeurde verhalen uit de jaren vijftig (pagina 266-276), die onder de naam Willy van der Heide is uitgegeven bij Loeb & van der Velden, Amsterdam en Alexander Jonckx, Antwerpen (1979).


". . . toen mijn vrouw zich verveelde"

door:

W.H.M. van den Hout,
zich tevens noemende
Willem W. Waterman,
Willy van der Heide,
Lutgar Bodewes

 

      ;'Ik wou dat er eens wat gebeurde', zei mijn vrouw Marjon. Ik keek met argwaan op vanuit een sappig boek vol pistolen en onverwachte lijken. Mijn vrouw zat zedig met de handen in de schoot maar wipte wat met een voet op en neer. Geestelijk begon ik stormballen te hijsen. Ik ben een loot uit een Groningse scheepsbouwersfamilie en weet dies dat de kapitein van de huwelijkscoaster, op straffe van zware averij, de tekenen moet kennen die wijzen op naderende depressies.
      'Mijn beste kind', begon ik, aftastend hoe intens het gevaar was en hoe nabij, 'er zijn nu eenmaal steeds van die stille periodes dat er niemand op bezoek komt. Dat de telefoon niet rinkelt en het huis niet in brand wil vliegen. Dat gaat voorbij, hoor. Er gebeurt vanzelf weer wat.'
      Marjon schopte naar een hoek van het vloerkleed:
      'Maar hoe lang gaat dat nog duren?' wilde zij weten.
      Ik werd nu ernstig verontrust, ging naar de kast en nam sherry te voorschijn. Dat vond plaats in november 1960 en toen woonden we te Beekbergen, op de Veluwe. In een romantisch buitenhuis met rietdak, rozentuinen vol los en met twee oprijlanen. Reuze idyllisch, maar de bomen daar beginnen al te druipen in september en druipen in één ruk door tot en met april. Het enige wat je dan hoort, zijn de egels die zuchten in hun winterslaap. Ik zou er kennelijk niet komen met een etentje in de Woeste Hoeve of een franse film in Arnhem. Neen, er diende iets op touw te worden gezet dat langere tijd bezigheid en vertier fourneerde. Een soortgelijk probleem als dat van Willem Barentsz op Nova Zembla. Die kwam er ook niet met een avondje Scrabble of wat tapijtweven. Maar halverwege de tweede fles sherry kreeg ik de Ingeving Van Het Jaar.
      'Melieve, ik heb het!' schalde ik uit. 'Wc geven een jazzconcert!'

* * *


      Hoe geeft men een jazzconcert? Kan iedereen. Je huurt een lege kerk of schouwburg, verlokt een stel jazzmusici tot optreden, laat een paar honderd aanplakbiljetten drukken en wacht af of je publiek vangt. Als middel om verveling te verdrijven kan ik het u aanbevelen.
      Nu had ik op dat gebied enige ervaring, aangezien ik sinds jaren de gewoonte had, vlagen van particuliere verveling te verdrijven door het luisteren (in nachtclubs en dancings) naar figuren als Roelof Stalknecht, Peter Schilperoort en zijn DSC en Roefie Hueting, die ik dan aanvuurde met luide kreten en alcoholische subsidie.
      Maar wélke schouwburg?
      De volgende dag belde ik brutaalweg die in Deventer. Of er misschien een Zaterdagavond was, waarop ze die hadden leegstaan. En laten ze dat nou hèbben! Tot 1 mei was alles volgeboekt, behalve zaterdag 3 december.
      Wat gaat me dat kosten?'
      De stem aan de andere kant wilde wat argwanend weten, wat ik erin wou gaan doen.
      'Gewoon een jazzconcert geven.'
      `Tja dat is nou net het enige wat moeilijk kan, want net op die avond hebben wij een dansavond in onze Grote Zaal.'
      'Ai', zei ik. 'Dat loopt dan door elkaar heen….. Wacht eens even: wat voor muziek speelt er die avond in de Grote Zaal?'
      'The Rivertown Dixieland Jazzband.'
      En laat ik nou die jongens kennen, en hoe! Die woonden allemaal in Zutfen en Deventer. Ze hadden net de eerste Dixielandprijs gewonnen in Loosdrecht en vlak daarop in Knokke.
      'Maar als ik de hele schouwburg huur, dan is die zaal erbij nietwaar'?'
      'Na natuurlijk, maar…..' Dan huur ik de hele mikmak en zet de Rivertown op het toneel in plaats van in de danszaal.'
      'Tja..... als ze daarmee accoord gaan....'
      'Vast wel', zei ik. 'Boek maar.'
      Er moest nu een kleine moeilijkheid worden geregeld. Ik had het complete achtmansorkest The Rivertown Dixieland Jazzband opgepakt en overgepoot naar een concertpodium. Alleen wist het orkest zelf daar nog niets van en het leek me beter om dat toch even in orde te maken. Een van de vele eigenaardigheden van dat orkest was, dat ze hun repetities hielden in het zaaltje van het Consultatiebureau voor Alcoholisme te Deventer. Daar hadden ze dan keurige thermosfessen naast zich staan. Alleen zat er geen thee in Ik belde orkestleider Dik Roemer.
      'Met Willem Waterman. Zeg -- ik kreeg ineens een idee...."
      'Prachtig, prachtig!'
      'Nee, luister nou. Ik heb wat uitgehaald achter jullie rug om, en…..'
      'Schitterend, schitterend…..'
      'Toch niet. Hou nou effe je kop. Mijn vrouw verveelde zich en nu wou ik een jazzconcert geven, en…..'
      'Enorm, enorm. Wanneer?'
      Hij vond het allemaal best. En ik had het daarbij kunnen laten. Desnoods met Anneke Grönloh, die donderend goed dixieland kan krijten en het alleen niet mag van die hufters van de grammofoonplaatpersen. Maar ik wilde het móóier hebben. Ik wilde iets gróóts verrichten. Niet dat miezerige in de aanpak. Ik wou persé Roelof Stalknecht erbij hebben, plus de vibrafonist die dat instrument beter bespeelt dan iemand anders in Europa: Piet van der Houven En in elk geval een extra drummer. Al jaren droomde ik van twee geweldige drumstel ten op één toneel en dan drumduellen of drumduetten of hoe dat zou uitpakken. En daar had ik maar één man voor in de bol: Ouwe Jan Engels. Dat was de vader van Jonge Jan Engels, maar dat niet alleen,
      'Natuurlijk, jonge', zei Ouwe Jan Engels meteen. 'Als jij als grunninger een jazz- concert geeft, dan kom ik. Gezellig. Wat verdien ik ermee? Of ik een extra bassist voor je weet? Moet je Dick van de Cappelle nemen. De vroegere bassist van de Diamonds. Komt voor mekaar, Wullem. Gaan we fijne muziek maken.'
      Maar nu was ik er nog lang niet. Want je kunt niet zomaar een stel pure jazzjongens inhuren en op een losse zaterdag een toneel op duwen en zeggen: Maak nou fijne muziek.' Ze moeten eerst wat aan elkaar snuffelen en ruzie maken en warm draaien en zomeer. Een goochelaar kun je huren en een gedresseerde zeeleeuw ook. Maar jazzmusici samen laten werken is half werk voor een psychiater en voor de andere helft voor een circusdompteur. Het. zijn nu eenmaal andere dieren dan dat salaris-spul van Rogier van Otterloo.
      Ik ging dus een en ander bespreken met Roelof Stalknecht in Groningen. Daarvoor. had ik wat bandopnames meegenomen van nummers van de Rivertown, want Roelof is een verschrikkelijke prima donna en speelt niet zomaar met iedereen.
      Maar nadat Stalknecht zijn Hoge Goedkeuring had uitgesproken over de muziek van de Rivertown gingen we natuurlijk naar een café waar een piano stond.
      Daar ging hij wat zitten vingeren aan het toetsenbord maar midden in een maat draaide hij zich naar me opzij:
      'Zeg….. je moet er wel rekening mee houwen dat Ouwe Jan Engels met geen stok uit Den Haag is te krijgen'.
      'Ja, dat weet ik. Maar hij heeft het mij rotsvast beloofd.'
      'Ik KEN Jan Engels', zei Roelof met zachte nadruk. 'Jij moet Jan met een.auto gaan halen en hem persoonlijk erin lokken en dan onderweg alle portieren op slot houden, anders krijg je hem niet in Deventer. Als Jan Engels de bebouwde kom van Den Haag moet verlaten gaat-ie te keer of je de Paus uit het Vaticaan wil ontvoeren. Ga jij hem nou vroeg op de morgen van 3 december maar persoonlijk strikken, anders zie ik geen Jan Engels opdagen. En dat zou jammer zijn.'
In de daarop volgende dagen kreeg ik tussen het uitventen van aanplakbiljetten door, wat tactvolle telefoontjes:
      'Zeg — je weet toch wel zeker dat Roelof komt, hè?'
      'O, beslist. Hoezo?'
      'Die krijg je met geen stok Groningen uit. Als-ie toevallig die dag geen zin heeft, komt-ie gewoon niet.'
      'Maar hier hééft-ie zin in! verklaarde ik.
      'O', zei de andere kant. 'Ik zou hem toch maar de avond tevoren met een auto gaan ophalen als ik jou was.'


      Goed. Reclamebiljetten die gedrukt zijn, moeten natuurlijk ook her en der worden opgehangen: in Deventer, Zutfen, Apeldoorn en Zwolle. Plus wat bijzondere adressen daar tussenin. Er waren opvallend veel café's en andere openbare gelegenheden bij. Ik hield alle uitgaven naar beste vermogen bij in een Speciaal Onkostenboekje. Toen kreeg mijn vrouw ineens last van zakelijke inzichten en begon in dat boekje te neuzen.
      'Zeg -- hoeveel plaatsen heeft die schouwburg eigenlijk?'
Ik werd korzelig:
      'Wat zit jij nou ineens te mekkeren? We zijn toch niet aan dat concert begonnen om er rijk van te worden?'
Dat concedeerde ze. Daar was ze heel fair in. Maar ze wees er ook op, dat het even-min in de bedoeling lag, er failliet aan te gaan.
      'Ga nou niet benepen zeuren!' riep ik. 'Bovendien kunnen we een eventueel verlies afschrijven van de belasting. Want dan zijn we namelijk Ondernemers, zie je.'
      'O ….. wij zijn Ondernemers!' Dat bracht haar tot zwijgen. Piet van der Houven belde op met een sensationeel idee.
      'Zeg — 3 december dat is toch vlak voor Sinterklaas?'
      'Klopt', erkende ik.
      'En ik vind: het zo saai om in een gewoon pak mijn vibrafoon het toneel op te rijen. Dat ga ik doen in een Sinterklaaspak.. Dan wijs ik met mijn staf naar Roelof en zeg streng: 'Roelof me Stalknecht ….. breng me mijn stokken!'
      'Prachtig. Prima. En dan begin jij variaties op: 'Hoor Wie Klopt Daar Kindren…..'
      'Máák ik voor je!' zei Piet.

* * *


Nu ben ik; Willem Waterman, alias Willy van der Heide, het soort van persoon bij wie nooit, maar dan ook nóóit iets geheel normaal verloopt. Nederland is vol nette lieden die nooit iets meemaken en voortdurend hopen dat hen iets interessants zal overkomen. Maar ik hoef maar de straat op te gaan om een haring aan te schaffen, en er valt iets vreemds uit de lucht. Zo ging het met dit concert ook, natuurlijk. Zaterdag 3 december was uitgerekend de dag dat er, volgens de kranten, zestig miljard ton water neerregende over Nederland en half Meppel wegspoelde. Als u denkt dat ik overdrijf, belt U De Bilt maar op. Het was de dag waarover Seth Gaaike-ma later het lied concipieerde:
      'As 't effe waait.... as 't effe waait.... staat meteen de hele rotzooi blank.'
      En ik hád het allemaal zo fijn geregeld: Alle musici zouden te twee uur in de schouwburg bijeen komen (waar dan kratten bier en aanlokkelijke flessen gereed stonden) om gezellig samen 'warm te draaien'. Daarna zouden we met zijn allen kip gaan eten in het lJsselhotel om de juiste stemming erin te houden, en te kwart over acht zou ik dan Het Concert aankondigen.


      Doch te dien ure op de concertochtend kreeg ik een telegram dat Jan Engels verhinderd was, maar dat in zijn plaats Lex Cohen van de Dixieland Pipers zou komen. Een kwartier later waren er in het bos rond mijn huis al acht bomen omgewaaid, waarvan er een bovenop de bestelwagen van de slijterij. De fangroep uit Apeldooni (die ook danig aanwezig was geweest bij het ophangen der biljetten) zou mij naar Deventer rijden in een overjarige Cadillac. Daar ging ook mijn vrouw in, plus wat bandrecorders om het Historisch Muziekgebeuren op te nemen. Ook het Speciaal Onkostenboekje, natuurlijk. Peter Booy zat aan het stuur. Die Cadillacs hebben ramen die electrisch op en neer gaan door het drukken op een knop. Bij de spoorwegovergang vlak buiten Apeldoorn ontstond zomaar een violent geschil van mening. Met een man uit een ander voertuig die er een zeer woeste baard op na hield. Hij kwam zijn eigen auto uit en ging nijdig op ons portier raam staan bonzen. Booy drukte waardig op een knop en het raam daar rolde een eindje naar beneden. Meteen woei door de enorme wind zowat de hele baard van die knaap door het ontstane gat onze Cadillac binnen. Achterin zaten wij wat hartversterkingen te nemen.
      'Zuiplappen!' brulde de baard. 'Wegpiraten! Kun je niet kalm in de file gaan staan en je beurt afwachten?'
      'Wij moeten een concert gaan geven man!' brulde de fanclub. Toen gingen de spoorbomen open.
      'Haal je wederrechtelijke baard uit mijn auto schreeuwde Booy dreigend. Da's autovredebreuk!'
      Maar de man. bleef staan tieren. De auto's achter ons begonnen ongeduldig te toeteren.
      'Dan moet je 't zelf maar weten', zei Booy en drukte op een andere knop. De ruit rolde naar boven en klemde de baard wrikvast van boven in de sponning. Toen begon de Cadillac te rollen….. Ze praten er nu langs de IJssel nòg over. Die vent is naar de politie gelopen, maar er schijnt geen enkel wetsartikel te bestaan, waar zoiets onder te vangen is.

* * *


Vanaf dat moment ging alles mis, wat er bij mensenmogelijkheid maar in het honderd kon lopen. Het begon bij de kilometer harder te blazen en hier en daar lag er al een boom dwars over de weg. Het was toen nog midden op de dag en brandweerlieden en boeren met motorzagen weerden zich geducht. Maar we schoten niet hard op. De lol begon pas goed op het plein voor de schouwburg, toen Dik Roemer (die met zijn eigen auto vol instrumenten achter ons aankwam) zijn kofferbak open deed om er het gehuurde Sinterklaaspak uit te halen, waarna een windvlaag het hele pak uit zijn handen rukte en de Sinterklaasbaard ais een wild fladderende meeuw boven de Deventerse daken liet verdwijnen. Kerktorens stonden te zwiepen en de schouwburg zelf schudde op zijn grondvesten. Binnen in het gebouw vertelde een knorrige toneelmeester dat er een uur tevoren wat muziekmensen waren geweest die alweer waren vertrokken om ergens een verwarmd café te vinden. Wij begonnen instrumenten, kratten en flessen uit te laden en intussen kwamen wat verlate lieden van de Rivertown aanzetten.
      'En blijven jullie nou alsjeblief HIER en ga niet óók aan het verdwijnen!' kreet ik. 'Dan ga ik intussen de rest opsporen.' Peter Booy bood aan om ergens een losse Sinterklaasbaard te gaan organiseren. Ik speurde in steeds wijder wordende spiralen Deventer rond om de ontbrekende solisten te vinden. Dat lukte me even na vieren, toen ik Stalknecht, Cohen en Van de Houven aantrof achter dampende rumgrocs in de studentensociëteit. Roelof zat daar uitgebreid piano te spelen, terwijl Lex drumde met foscolepels op stoelzittingen en lege biscuitblikken. Ik had de grootste moeite om hem daarvandaan te lokken en een ijskoude schouwburg in. En toen dat eindelijk lukte, kwam er een half honderd apezatte studenten mee, die met geen mogelijkheid meer naar buiten te krijgen waren en alle telefoons bezet hielden om vriendinnetjes op te bellen.
      Op het toneel was het ook een gedemoraliseerde bende, want de toneelmeester had bericht gekregen dat de duiventil van zijn huis was afgewaaid en was hals over kop verdwenen. Het was er nog steeds als een ijskelder, want verwarming leek niet bij de prijs inbegrepen. Men hoorde ook algemeen gemor over nijpende honger, want niemand had die ochtend gegeten. Twee fans, met een student als gids, gingen op pad om broodjes te kopen.
      Zo tegen een uur of halfzes stond er stroom op de stopcontacten en begonnen enkele muzieknoten te klinken. Maar daar bleef het meteen bij, want intussen was iedereen zo doór en door koud geworden, dat Roelofs vingers telkens na het aanslaan van een accoord in die houding bleven staan. Piet van de Hounen omklemde zijn vibratoonstokken of hij er zojuist de ijsjes van had afgelikt.
      'Zijn hier negen straalkachels?' vroeg Dik Roemer.
Nee ..... die waren er niet. Of waren verstopt.
      'Marjon!' brulde ik. 'Waar is mijn vrouw gádome!?'
Die zat lekker warm in vier studentenjassen gehuld, met negen geestige ouwerejaars om zich heen in een loge hete rumgrocs te hijsen uit een thermoskan.
      'Hier ben ik, Iieve. Is er wat?'
      'Je vervéélt je toch niet, hoop ik?' vroeg ik. Met pregnant sarcasme, naar ik meende.
      'O, neehoor', riep ze. Trek je maar niks van mij aan. Wanneer begint de muziek nou?'
Ik vond nog wat geld in een achterzak en opnieuw gingen fans op pad om twee straalkachels te kopen. Die legden we plat op het toneel en de musici gingen er als Indianen omheen zitten om hun vingers te ontdooien. Het concert begon precies op tijd en toen zaten er zeker wel zeventig mensen in de zaal. Het galmde wel fijn, met al die lege stoelen. Tot aan pauze bleven er alsmaar meer lieden binnenstommelen die allemaal op tijd hadden willen zijn, maar van de weg waren gewaaid, of tegen elkaar op gereden, of vastgelopen in omgeblazen schuren. Na de pauze kon het niemand meer éne moer bommen wat er nog mis of goed ging, en toen werd het pas gezellig, Van der Pik! De Rivertown startte 'When The Saints Go Marching In', en wandelde al blazend het toneel af, de zaal door en de Grote Zaal in. waar iemand het smoorheet had gestookt. De rest der musici en het publiek sloten zich erbij aan. Men kon daar dansen.
      Om twee uur in de nacht begon iedereen er zin in te krijgen. Toen kwam er een enorm fantasieloze vent van de schouwburg (óók alweer met een baard!) om te zeggen dat het afgelopen moest zijn. We waren al een uur over tijd, beweerde hij. Hij werkte op mij als een rode baard op een stier en wc gingen bijna op de vuist
      'Goed dan!' riep ik tenslotte nijdig. 'Laten we dan maar afrekenen, en dan gaan we.'
      'Afrekenen?' zei de ambtenaar met de baard. 'Wat afrekenen?'
      'Er is toch geld binnengekomen, zeker. Aan de kassa's. Ik moet mijn artiesten be-talen. Wat dacht je?'
      'Menéér!' zei die man. 'Dat gebeurt hier altijd pas na minstens een week. Als we de kas hebben opgemaakt.'
Toen moest ik geld lenen van de studenten. En van de fanclub. En de tas van Marjon leegschudden. Toen was ik er nóg niet.
      'Dan is er maar één oplossing', zei ik. We hebben thuis nog geld liggen. In Beekbergen. Gaan jullie allemaal maar mee.'
Die ganse enorme, half laveloze meute, waarvan de helft weg noch steg wist tussen Deventer en Beekbergen, reed bij windsterkte tien tussen rondvliegende takken en fladderende dakpannen door de nacht. De laatsten kwamen met zware averij tegen zeven uur in de ochtend opdoemen. Toen was het afscheidsfeestje al in volle gang. Twee etmalen later, om elf uur in de ochtend, bracht ik Roelof, als laatste, per taxi naar de trein. Ik had een label om zijn muzikale hals gehangen met de tekst:
      'IK HEET ROELOF. IK MOET ERUIT IN GRONINGEN'. Toen ik terugkwam, lag mijn vrouw met de armen zijwaarts gestrekt plat op de vloer temidden van een gigantisch stilleven van halflege flessen, volle asbakken en gebroken guitaarsnaren.
      'Heb je je niet al te erg verveeld, schat?' vroeg ik teder.
Zij liet een gesmoord gegil horen. Heel vreemd.
      'Als je je nou wéér eens verveelt', zei ik, 'begin ik een Dolfinarium met zeemeer-minnen Of...'
Maar toen sliep ze al.
Toen de afrekening van de schouwburg binnen was, kon ik de kas opmaken. Dat concert kostte ongeveer één gulden en veertig cent per gespeelde muzieknoot.