home  -  tijd in BEeld  -  bibliografie  -  werken  -  feuilleton  -  nieuwsbrief  -  de media  -  zeijlstra  -  zeerust  -  diversen

gepubliceerd op 21/10/2003
laatste wijziging 03/05/2016
reacties en suggesties: e-mail naar simon kuipers  
Terug naar de
vorige pagina

Onderstaand artikel is voor het eerst gepubliceerd in De Nieuwe Clercke, 12 maart 1977, pagina 16, als voetnoot bij het verhaal Het jasje van Karel Sijmonds, met als auteurvermelding Willem van den Hout.

LITERAIRE VOETNOOT BIJ DIT VERHAAL

 

Ik wil graag in DNC iets melden aangaande het neerschrijven van wáár gebeurde verhalen. Dat schijnt verschrikkelijk gemakkelijk, want men hoeft niets te bedenken. In wezen is het hels moeilijk. Dat is voor elk mens met enige levenservaring snel begrijpelijk, omdat het Leven zelf nergens een ordelijk logisch of chronologisch patroon vertoont. Alwie een "verhaal schrijft" (roman of kort verhaal) en dat geheel fantaseert, heeft de constructie in eigen hand . . . als de schrijver althans zijn vak verstaat.
Ik heb het nu niet over het soort arbeidstherapie, of de oprispingen van persoonlijke onlustgevoelens, die men tegenwoordig aantreft als "literatuur". Iwan Sitniakowski en ik bekende[n] elkaar recentelijk in de kroeg, dat wij dan duidelijk een reactie ervoeren als:
"Och, gutteguttegut . . . alwéér een die zo'n moeilijke jeugd had. En is dat nou interessant?"
Maar bij het levende wezen staat men zelf als medespeler op het draaitoneel in een stuk dat door het Toeval, of door de Voorbeschikking, of het Fatum, of de Oerwil wordt geschreven. Er komen ineens personages van rechts op, die als een wilde schietspoel door een acte lopen, door een zijdeur afgaan en nooit meer terugkeren. Dat zijn storende elementen in meer dan enen zin. Ook aesthetisch storende elementen. Men krijgt van het Leven de indruk, dat men staart naar een bewegend tapis roulant : [e]en voortrollende tapisserie zonder einde, waar in bepaalde kleuren, draden en patronen onderkenbaar en herkenbaar zijn, . . die ook periodiek terugkomen, maar waarbij toch de hoofdindruk domineert dat de werklieden aan het weefgetouw meestentijds starnakel dronken zijn, of verkeren onder de diepgaande invloed van hasjisch.
Doch: evenals een onbeperkt aantal apen, aan de toetsenborden van een onbeperkt aantal schrijfmachines, vroeger of later met een redelijk sonnet voor de dag zal komen, is het ook van het Leven zo, dat bij tijd en wijle een gebeurtenis wordt geproduceerd die in zekere zin "zichzelf heeft geschreven" - met een ordelijk begin, een zichzelf dwingend verloop en een totaal bevredigende slotscène.

Dan rest alleen nog de moeilijke taak (Catharsis!) om alle rommelige elementen, die alleen maar storend, niet-ter-zake-doende of afleidend werken, wèg te laten als men de betrokken gebeurtenis later na-vertelt. Men moet het verhaal dus "strak houden". En dat is veel lastiger dan op het oog wel lijkt. Het eindresultaat dient dan zo te zijn, dat het geschreven relaas de indruk maakt, dat het neerschrijven ervan helemaal geen kunst was.
En dat is de grootste kunst.

Willem van den Hout