home  -  tijd in BEeld  -  bibliografie  -  werken  -  feuilleton  -  nieuwsbrief  -  de media  -  zeijlstra  -  zeerust  -  diversen

gepubliceerd op 19/01/2003
laatste wijziging 03/05/2016
reacties en suggesties: e-mail naar simon kuipers  
Terug naar de
vorige pagina

Onderstaand artikel is voor het eerst gepubliceerd in De Nieuwe Clercke, 28 mei 1977, pagina 23-25.

De tekst is ook opgenomen in Wetenswaardigheden over Willem Waterman, een uitgave in eigen beheer van Ton en Hans Kleppe, Dordrecht 1995, pagina 219-222


 
Hoe Gerard den Brabander Shakespeare vertaalde

door

Willem W. Waterman


Ik ontmoette Jan den Brabander (zijn ware naam luidde: Jan Jofriet) eigenlijk alleen maar in de kroeg. En alwie meent, dat er zich in kroegen met een hoog percentage beroeps-dichters en beroeps-kunstschilders op hoog peil staande gesprekken ontwikkelen over Kunst en/of Scheppingsdrang, vergist zich een beetje. Men schrijft of schildert thuis of in atelier of werkhok, en vlucht juist de kroeg in als échappement. Zo nu en dan kan als uitschieter het vak wel eens ter sprake komen, maar steeds blijft de grondregel vigeren, dat men in het café van de gehangenen liever niet spreekt over de strop. De verzuchting: "Allemachtig, wat een vak! Was ik maar loodgieter geworden", gevolgd door het aanbieden van een rondje valt vele malen beter. Op deze basis zat ik wel eens met Gerard aan tafeltje of bar kwinkslagen uit te delen. Soms ook in gezelschap van Frans Babylon (eveneens al jaren wijlen). Nu kwam het periodiek wel eens voor, dat Frans of ik een of andere woordspeling maakten in het Engels. In verbaal ping pong waren wij geen van drieën slecht. Weshalve wij ook zo graag met zijn drieën aan de rol gingen. Soms werden we bezopener van het lachen dan van de drank. Hoewel er vrijwel op elke ping onzerzijds van Gerard's zijde terstond een goed geplaatste pong terug kon worden verwacht, begon het na verloop van een reeks maanden ineens tot mij door te dringen, dat hij nagenoeg nooit reageerde op een zet in de engelse taal. Dat was niet iets, dat mij abrupt ineens opviel..... meer een besef dat na een reeks van kleine gewaarwordingen vaag bewust ging worden. Tot er iets, op een dag, zó opvallend was door zijn totaal gebrek aan reactie, dat ik serieus ging zitten denken.
Daar klopte ergens iets niet. Of Gerard den Brabander had nóg erger de pest aan Engels dan aan Duits (wat nauwelijks mogelijk was) òf zijn kennis van Engels was zo summier, dat hij in die taal elke slagvaardigheid miste. Tot ik hem op een dag, midden in een rommelig vijfmansgesprek, achteloos vroeg:
"Zeg Jan - jij hebt toch Shakespeare vertaald?"
Waarop Jan, helemaal de andere kant uitkijkende, uit een mondhoek antwoordde:
"Welnee, man - ik heb Burgersdijk verkracht."
Met dat soort losse kreten handhaven wij ons van nature in de maatschappij, dus daar word je ook niets wijzer van. Maar zoiets blijft op een of andere manier in je onderbewustzijn dóórzeuren. Een hele tijd later (máánden, zeker) liep een of ander kroeggesprek weer eens in die richting, en opnieuw vroeg ik hem:
"Jan - jij hebt toch stukken van Shakespeare vertaald?"
En hij reageerde op precies dezelfde manier: wendde zich tot iemand anders en wierp me als het ware over zijn schouder toe:
"Ach nee - ik heb gewoon Burgersdijk verkracht."
Over zoiets moet je nooit gaan zitten dóórmeieren. Althans ik doe dat nooit - ik berg het ergens op in een van de vele vakjes van mijn rare hoofd, ter nadere verificatie op het daartoe geëigende moment.

* * *

Dat moment kwam, nadat mijn vrouw Marjon en ik (wij woonden toen in de bossen van Beekbergen, Veluwe) op het denkbeeld waren gekomen, onze dichter Den Brabander een tijdje te logeren te vragen, om hem in de vrije natuur lichamelijk wat op te kalefateren. Jan was namelijk een wel vredige en gemoedelijke, maar toch wel pure alcoholist. Hij woonde samen met een intelligent meisje met de initialen A.A. (- en dat is géén goedkoop grapje op Alcoholics Anonymous -) zij héétte de facto: Annette A. Maar geen van beide A.A.'s zag kans, om onze Jan van Jan Gerstekoorn af te houden. Annette had dat al lang als vast gegeven in haar leefpatroon verwerkt, en als het te gek werd, ging Jan weer een tijdje de Valeriuskliniek in, waar hij een populaire en graag geziene gast was, vertroeteld door de verpleegsters en toegeeflijk behandeld door de artsen. Hij WAS trouwens een verrekt aardige vent: volkomen onomkoopbaar - trouw aan zijn vrienden en nimmer klagend of zeurend. En een verrekt goeie dichter, ook nog!
Nu was Jan niet alleen honds trouw aan zijn vrienden, maar ook enorm eenkennig in zijn kroegen. Dus toen ik door Marion naar Amsterdam werd afgezonden om Jan den Brabander "effe op te halen" besefte ik wel, dat dit een operatie zou gaan worden, die met de nodige tact en omzichtigheid moest worden uitgevoerd. Want zodra Jan buiten een straal van tweehonderd meter rond het Leidseplein kwam - hoe gezellig de kroeg ook was waar hij zich ineens in bevond, ging hij schichtig om zich heen zitten kijken, en het kwam dan meer dan eens voor, dat hij dan een pasgekregen borrel liet staan, de deur uit glipte en als een postduif zo recht terugkoerste naar het Plein van Herkomst (verontschuldigingen aan Du Perron).
Nu hadden wij een soort complot gesmeed en een kidnapploeg gevormd teneinde onze Jan via een soort van estafettekroegbezoek naar het Centraal Station te krijgen. Dat werkte dan zo: Jan Peeters ging vooruit naar een kroeg tweehonderd meter verder, en beide van daaruit naar de kroeg waar wij zaten. Klagend dat hij ineens ontdekte dat hij geen geld in zijn zak had. Jan was de eerste om uit te roepen dat DIT niet kon, en dat Jan Peeters moest worden ontzet. Dan marcheerden we die paarhonderd meter verder, ontzetten Jan Peeters, en intussen ging Adelheid van der Most weer twee blokken verder richting CS aan een bar zitten, belde ons op met een ander smoesje en dat werkte fantastisch! Eer hij goed en wel wist wat er aan de hand was, werkten we Jan het kaartjesloket langs, duwden hem een enorme bos bloemen voor Marjon in de hand..... en daar waren we op weg naar Apeldoorn. Toen hij eenmaal in die trein zat, was het ergste voorbij. We hadden natuurlijk een tas drank bij ons, en Jan zwierde de hele trein door en papte met iedereen aan. Tot dusver alles prachtig. We kwamen te een uur 's nachts met een taxi uit een Apeldoornse kroeg thuis. De bloemen hadden we ook nog..... zij het wat geknakt.

* * *

Nu maakte ik een lachwekkende fout. Iemand die zo lang en zo grondig aan de drank is als Jan het was, slaapt nooit acht uur aan één stuk, maar doet aan hazeslaapjes. Hij ging bijvoorbeeld te 12 uur naar bed (hij had een aparte, aangebouwde logeer-ruimte met boeken en een radio), maar begon om 2 uur alweer rond te spoken. Dan probeerde hij wel allerliefst zachtjes te doen, maar dat lukte maar heel betrekkelijk. En als hij met kachels ging donderen, kon mijn vrouw geen oog meer dicht doen. Lezen deed Jan al láng niet meer - hij wou het liefst met mensen praten. Maar je kunt geen 24 uur láng praten. Toen méénde ik een geniaal idee te krijgen, toen ik een Scrabble-spel te voorschijn haalde.
Nou - dat was het succes van de eeuw, hoor! Jan snapte met een razende snelheid hoe het werkte en wat de bedoeling was. Maar ik had volkomen over het hoofd gezien, dat hij er binnen 24 uur verslaafder aan raakte dan een compulsief gokker aan de roulette. In het begin werkte dat prachtig. Jan en ik maakten onder elkaar wel uit of iets een officieel woord was of niet. Zo herinner ik me, dat ik het woord "oerbam" legde en Jan ging er onmiddellijk mee accoord, toen ik uitlegde dat dit een folkloristische onheilsvogel was: een soort roerdomp. Hij troefde me direct daarna af met een dondervos": een inheemse Vlaamse vos, vooral voorkomend in de buurt van Dendermonde. Het vervelende was, dat ikzelf achter de broek werd gezeten door mijn uitgevers en ik met een bepaald hoofdstuk muur- en muurvast zat. Daar word ik altijd enorm zenuwachtig van, maar wat wist Jan nou van boeken af? Die schreef gedichten in zijn hoofd als hij door het Vondelpark liep met een half kruikje in zijn jaszak. Na de tweede Scrabble-dag kwam hij me 's morgens om zeven uur wekken - heel teder en fluisterde:
"Zullen we een spelletje doen?"
en dat ging de hele dag zo door. Als ik tegen middernacht met een zucht van opluchting mijn letters kwijt was en alles begon in te pakken, begon Jan als een kind te dreinen om nog één spelletje. Een zo'n spelletje duurt makkelijk een uur of drie, hoor! Ik werd er zó gek van, dat ik op een gegeven moment gemeen ging worden. Ik zette hem vuil knel. Ik zei:
"O.K. Ik zal nog één spelletje met je doen. Als je mij vertelt hoe jij Shakespeare hebt vertaald, zonder eigenlijk één redelijk woord Engels te kennen."
"O..... jou wil ik het best vertellen, hoor".

* * *

De goede Bill Shakespeare maakt soms gebruik van gewone gesproken toneeldialoog, maar periodiek gaat hij ineens over in gesproken versvorm. Nu heeft hij daarnaast ook een hele zooi sonnetten geschreven, maar hij maakt - men mag wel zeggen: uitsluitend - gebruik van pentameters. Dat zijn dichtregels met vijf lettergrepen waarop klemtoon valt. Eenvoudiger kan het al niet. Ik zal twee voorbeelden aanhalen, en ik citeer uit het hoofd. Het eerste is - naar ik meen - uit een lang gedicht:
"The Rape of Lucrece" en luidt als volgt:
Small fires are soon blown out - big fires abide
and with the wind in greater fury fret
U ziet heel zuiver in elke regel de vijf accenten liggen. Lees maar luidop. Dan het tweede citaat (Merchant of Venice?) - ik heb gewoon geen zin om het moeizaam op te zoeken -
That man that has no music in his soul
nor is not moved by concord of sweet sound
is fit for treason, statagems and spoils.
The movements of his heart are dark as Erebus.....
etc.
(de laatste regel kan ook zo gelezen worden, dat het tweede accent op: of valt, en Erebus vervloeit. Dat is een kwestie van rhytmisch lezen).
Het gaat nu hierom, dat Dr. Burgersijk in zijn vertalingen zich grote moeite heeft gegeven, die vijfvoetige versmaat aan te houden. Als wij de befaamde scène nemen in Romeo en Julia, als onze held de nacht bij Julia heeft doorgebracht, en de dag ziet aanbreken, lezen wij:

Julia:
Wilt gij reeds gaan? Het is nog lang geen dag;
het was de nachtegaal - de leeuwrik niet,
wiens schelle stem in 't angstig oor u drong;
op dien granaatboom zingt hij elke nacht.
Geloof me, lieve - 't was de nachtegaal.

Persoonlijk vind ik het een rotvertaling, vergeleken met een, die lang vóór die Burgersdijk-versie in Nederland werd gedrukt: van de hand van de in 1798 te Kampen geboren Evert Moulin. Deze had op 1 April 1856 een eigen bibliotheek van 370 delen Shakespeare bijeengegaard en men houde er wel rekening mee, dat de Bard van Avon zeer lange tijd volslagen "uit de mode" is geweest!
De vertaling van dezelfde regels bij Moulin luidt:
Wilt gij reeds gaan? Het is nog lang geen dag:
het was de nachtegaal en niet de leeuwerik,
wiens stem in uw'angstvallige ooren drong,
hij zingt op dien granaatboom nacht aan nacht:
geloof me, liefste - 't was de nachtegaal.
(ik zou Moulin alleen reeds de prijs geven, omdat hij niet die afgrijselijke taalmoord begaat om een nachtegaal een "schelle stem" te geven. Dat was zeker een viswijf onder de nachtegalen? Het principe blijft echter onaangetast: ook Moulin houdt 5 accenten per regel aan.
Nu heeft onze geniale Gerard den Brabander niets anders gedaan dan de vertaling van Burgersdijk voor zich op tafel te leggen, waarna hij zijn zeer intelligente en erudiete vriendin Annette A. ertoe overhaalde, hem de Engelse tekst van Shakespeare in het juiste vijfvoetige rhytme voor te lezen. En overal waar die horkerige Burgersdijk onmuzikaal was, of een onpoëtisch woord gebruikte, polijstte Jan dat glad. Alleen een geboren dichter kan zoiets voor elkaar krijgen natuurlijk en dan is het niet eens zo'n heksentoer. Want wàt is een vijfvoetig jambisch gedicht anders dan een bepaalde betekenis (die je in Burgersdijk kunt lezen), gegoten in vijfvoetige-muzikale cadans? Je hoeft de muziek maar in het oor te houden (en die is bij Shakespeare de eenvoud zelve) om daar dan de juiste woorden in te voegen.
Hoe groot het manko aan schoolopleiding bij Gerard was, ook waar het Frans betrof, kan ik demonstreren aan de hand van hiernaast afgedrukt Frans dichtwerk van Ronsard. Hij heeft kennelijk het:
Chanson, pour Isabeau (1563)
op soortgelijke wijze in het nederlands willen transplanteren, en men ziet - in zijn eigen handschrift - de betekenis van enkele voor hem duistere woorden ernaast geschreven, samen met de eerste versie van de eerste vier regels:
Meesteresse zoet, wil tippen, wil nippen
ter stilling van mijn pijn,
mijn lippen aan uw lippen
die bloedkoralen zijn.
Daarna is hij blijven steken. Gerard den Brabander was een véél te begaafde dichter en ik mocht hem persoonlijk veel te graag, om het respect dat hij verdient op welke wijze dan ook te ondergraven. Ik zie het juist zo - en daarom wens ik dit hier af te laten drukken - dat het een meerdere mate van relief geeft aan de door hem geleverde prestatie als men zich realiseert dat hij het allemaal heeft moeten doen zonder middelbare school-opleiding!

* * *

Dit soort geheimen uit de dichters-cuisine boeit mij in hoge mate. Ikzelf heb mij - met een meer dan satanisch plezier dan ongetwijfeld Jan moveerde - ook wel aan dat soort grappen bezondigd. Iedereen uwer kent natuurlijk de melodie van MACK THE KNIFE. De oorspronkelijke duitse tekst van de Drei Groschen Oper luidt als volgt (citeer weer uit het hoofd):
Und der Haifisch der hat Zähne
und die trägt er ins Gesicht
und MacHeath der hat ein Messer
nur das Messer seht man nicht ....
Het was kort nadat Louis Armstrong die melodie te pakken kreeg, er er die monstrueus eenvoudige en poep-muzikale eigen versie van op de markt bracht. Dat zeurde en zaagde zo eindeloos door mijn hoofd, dat ik ineens de compulsieve behoefte kwel om te kijken of ik een nieuw DUITS vers zou kunnen toevoegen aan de originele Drei Groschen Oper-tekst. Op dat moment wist ik zéker, dat ik last begon te krijgen van hoogmoedswaanzin. MEN VOEGT GEEN NIEUWE VAERZEN TOE AAN DE HEILIGE TEKST VAN BERTHOLD BRECHT! Wat niet wegnam, dat ik het toch ging proberen. Ik zeg u eerlijk: voor de eerste 4 regels heb ik een volle maand nodig gehad. De hels moeilijke trick is namelijk, om het zo bedrieglijk eenvoudig te krijgen.
Heeft u de melodie in uw hoofd? Here we go:
Und die Einen trinken whisky
und die andern brauchen Brot -
die mit Whisky sind besoffen
und die andern meistens tot .....
Toen ik wist dat het in theorie kon: dat je Brecht kon vervalsen: beter gezegd: dat je een synthetische Brecht kon maken, schepte ik de moed voor een vervolg. Dat was sneller, want ik wist waar ik op moest letten:
Und es ist auch nicht Dasselbe
ob man Mann ist oder Weib
denn der Mann hat die Idee-en
eine Frau hat bloss ihr Leib.....
Een klein, verfijnd trekje: men heeft de neiging om in de laattste regel te zetten:
eine Frau hat nur das Leib.....
Dat is nou nèt ernaast, want eke vrouw heeft maar één - íhr - Leib.

* * *

Maar bij mij loopt zoiets nooit zonder meer daarmee af. Ik zat een tijdje later aan de ronde stamtafel bij Eijlders met wat van die progressieve figuren, voor wie Berthold Brecht zoiets is als een van de vier Evangelisten. Ik hoorde dat gelul een tijdje aan en zei toen op mijn meest gegriefde toon:
"Weet je wat nu bijvoorbeeld een schandalig voorbeeld is van commercieel vandalisme?"
Dat wilde men gaarne vernemen, want zoiets is munitie in de klassestrijd
"Nou", zei ik. "Jullie weten misschien dat de hele Drei Groschen Oper met de muziek van Kurt Weil en Lotte Lenya als zangeres al vóór de oorlog was opgenomen op groot formaat 78-toerenplaten? Ik had ze vóór de oorlog al in huis."
(Zoiets maakt grote indruk. Als je vóór de oorlog die cultuur al kende..... Dat staat bijna gelijk met deelname aan de Spaanse Burgeroorlog). Ik ging heftig door: "Maar wat weinig mensen weten is, dat op die platen - en ook op de platen die je nu kunt kopen, hoor - niet de hele, complete tekst staat!" Nou -daar keken ze van op.
"En weet je hoe dat nou komt? Voor de opnamen op die 78toerenplaten hadden ze nèt iets teveel aan lengte. En op 78-toeren valt er niks te rommelen - de plaat is vol, of niet."
Wijs en instemmend geknik.
"Nou", lulde ik verder. "Toen hebben die vandalen gewoon enkele verzen van Macky Messer eruit geschrapt. En verdomme - natuurlijk net de beste. Wil je ze horen?"
Dat wilde men graag horen. Dus ik hief het glas en begon onder doodse en eerbiedige stilte te zingen:
"Und die Einen trinken Whisky
und die andern brauchen Brot -
die mit Whisky sind besoffen,
und die andern meistens tot....."
Nou mensen - daar ging me toch een gejuich op! Ik moest beide verzen nogmaals zingen, en de tekst werd naarstig door lieden opgeschreven, en men was het erover eens, dat zoiets toch alléén maar geschreven kon zijn door een puur en onvervalst sociaal bewogen links genie als Berthold Brecht.
Ik ben na een tijdje naar een andere kroeg gegaan, maar onderweg heb ik eventjes halt gehouden op de brug van de Prinsegracht en heb daar zo ijselijk staan lachen, dat ik bijna in de gracht lazerde. Deze teksten zijn onlangs nog met succes gebracht in het cabaret van mijn innige vriendin Inge Thielman. Die overigens wèl weet dat ze van mij zijn en niet van Brecht. En daar een reuze plezier in schept.

* * *

Tot slot een zijdelingse uithaal naar de Kalevala, waarmee ik terugkom op Gerard den Brabande's vertaal-hoogstandje. De Kalevala is een immens lang - bij mondelinge traditie overgedragen - episch-heroïsch Fins gedicht met een heel eigen rhytme. Er bestaat een superbe nederlandse vertaling van, die het originele rhytme perfect weergeeft. De Vierde Zang begint als volgt:
Aino dan, het jeugdig meisje,
jonge Joukahaïnen's zuster
ging naar 't bos voor berketwijgen,
om zich garden saâm te lezen;
bond er eerst een voor haar vader,
dan een tweede voor haar moeder,
zij verzamelde ook een derde
voor haar ferme, jonge broeder.
Toen zij weder huiswaarts keerde,
door 't struweel een weg zich baande
kwam de grijze Väinämöinen
zag in 't kreupelhout het meisje,
hoe zij jent door 't hoge gras ging,
en hij sprak tot haar en zeide:
"Niet voor anderen, jong meisje,
enkel maar voor mij, jong meisje,
moet je 't paarlen halssnoer dragen,
met het boezemkruis je tooien;
vlecht voor mij alleen je lokken,
bind voor mij je zijden haarlint."
Komt deze verscadans U vaag bekend voor? Jazeker, hoor. Er bestond al eerder een Duitse vertaling van. Die werd eens fragmentarisch voorgelezen aan Longfellow (die geen woord Duits kende). En hij hield er de versmaat aan over voor zijn gedicht.....? ja! Hiawatha.
Voor mij is het een fascinerende versvorm. Maar mijn op dat gebied geperverteerde brein wordt er altijd weer door geïnspireerd tot parodiërende versies. Zo van:
Door de straten ging Christine,
stappend op haar hoge benen,
met de kleurstrik in haar heren
't zachte schaamhaar op haar kutje.
Hoog droeg zij de kleine borstjes
met de wonderlijke tepels ....

Toen zij weder huiswaarts keerde
door 't gewoel een weg zich baande
kwam de lange wilde Willem
zag in 't straatgedruis het meisje
hoe zij pril over de stoep ging
en hij sprak tot haar en zeide:
"Niet voor anderen, jong meisje
moet je hoog je tietjes dragen,
met je schaamhaar kuis je tooien...
                    enz. enz.

Nou ja - men begrijpt hoe dat werkt.