home  -  tijd in BEeld  -  bibliografie  -  werken  -  feuilleton  -  nieuwsbrief  -  de media  -  zeijlstra  -  zeerust  -  diversen

laatste wijziging van deze pagina 17/12/2014
reacties en suggesties: e-mail naar simon kuipers  
Terug naar de
vorige pagina

"Lawaai in Luxemburg" 
door René Verhulst

Masters geeft een auto weg, maar niet zijn pistool
 

In Du Commerce hadden ze de eigenaar bereid gevonden om koffie te zetten en na het wapperen door Masters met enkele groene biljetten kwamen er ook nog gebakken eieren. De eigenaar was de restanten van het wijnfeest aan het opruimen. Het was drie uur in de morgen. Bij Simserhof waren de zaken snel afgewikkeld. Arie was geprezen voor zijn optreden. Breitstein was half bijgekomen en met een gewapende Ron naast hem alvast naar de auto teruggebracht. 
De jongens waren nog wel geschrokken van Patrick. Ze waren met Masters de Linie terug in gegaan. Toen ze bij de Belg kwamen bleek hij dood te zijn. Veel medelijden konden ze niet hebben. Ook al had zijn eigen maat hem neergeschoten, op deze manier aan je eind komen wens je niemand toe. 
Ferguson en Mulder hadden de rugzakken gepakt en zo liepen ze de heuvel af terug naar de hoofdingang van de Linie om daarlangs via het dal naar de auto te gaan. Hank was onderweg opgepikt. Met zijn wond bleek het mee te vallen. De kogel had een groef langs zijn schouder getrokken en de wond was goed schoon gebloed. Met zijn goede arm tegen de schouder liep hij mee het dal in. 
In de Ford waren ze bij Du Commerce gearriveerd. De jongens aten en Masters stond te bellen. Even later kwam de plaatselijke politie binnen en Masters ging met hen in gesprek. 
'Ik ben hondsmoe,' zei Jan.' Twee nachten niet geslapen. Als ik mijn bed zie val ik in slaap.' 
'Gebrek aan slaap en je niet kunnen wassen hoort bij spannende avonturen beleven,' vond Arie. 'Aan de andere kant, Bob stinkt wel heel erg.' 
Bob knorde. 'Kan ik wat aan doen. Wijs mij een douche en je bent van de stank af.' Hij rook zelf nauwelijks meer het slachtafval dat als aandenken aan de twee jagers nog steeds aan hem kleefde.
Arie prikte een dooier lek en werkte het ei in twee happen naar binnen. 'Koffie zetten kunnen ze niet, die Fransen. Maar eieren bakken wel.' 
Masters kwam er aan lopen. De jongens keken hem aan. 'Hebben jullie mijn vrouw soms ergens gezien?' 
Dat hadden de jongens niet. Jan, die het beste Frans sprak, stond op en liep naar de eigenaar om te vragen of die het soms wist. 
'Loopt verder alles goed?' vroeg Bob. 'Ik zou wel eens willen weten wat er in die twee rugzakken zit.' 
Masters schoof aan. 'Ik heb met de politie geregeld dat Breitstein hier opgesloten wordt. Wij mogen hem morgen verhoren. Ron blijft in het politiebureau. Hank voelt zich een stuk beter. Een militaire arts is al onderweg.' 
'En Ferguson en Mulder?' vroeg Arie. Hij was benieuwd. 
'Staan bij hun auto op het parkeerterrein. Ik loop er zo naar toe. We moeten daar onderling uit zien te komen. Ik heb hen ook nodig voor het verder oprollen van die reisorganisatie voor oorlogsmisdadigers.' 
'De rugzakken,' zei Bob. 'Heb je die al bekeken?' 
'Komt ook straks,' antwoordde Masters. 'Heb ik geen pottenkijkers bij nodig.' 
Hij wees met zijn hoofd naar de twee politieagenten die aanstalten maakten om weg te gaan. Toen kwam Jan terug van de hotelhouder en Masters keek gespannen naar hem op. 
'De eigenaar weet het niet zeker, maar volgens hem is je vrouw praten een wandeling gaan maken met twee gasten van het wijnfeest waarmee ze een hele tijd heeft zitten.' Masters stond snel op en liep naar buiten. 
'Jan toch!' zei Arie. 'Wees nou eens voorzichtig met wat je zegt.' 
Jan haalde de schouders op. 'Dat zei die man tegen mij. Wat moet ik anders zeggen? Ik ken die juffrouw niet eens.' 
'Laten we morgenochtend verder zien,' zuchtte Bob. 'Er zijn hier kamers vrij en vast ook wel een douche.' 
Arie en Jan liepen met hem mee naar boven. 
 

*     * 
   *
Jan was nog lang niet uitgeslapen toen hij de volgende morgen wakker werd. Het raam van de kamer waar hij met Arie op lag stond open. De kamer lag aan de straatkant van Du Commerce en voor het hotel gonsde het van de activiteiten. Jan keek op zijn horloge dat naast hem op het nachtkastje lag. 
Negen uur. Hij stapte uit bed, pakte zijn kussen en smeet het naar Arie. 'Wakker worden, lui monster. Werk aan de winkel!' 
Arie zuchtte diep en draaide zijn gezicht naar de muur. Jan liep de kamer uit en bonsde op de deur van Bobs kamer. Bob had een eigen kamer gekregen omdat hij er met die viezigheid en stank aan zijn kleren het ergste aan toe was geweest. 
'Opstaan, je landgenoten hebben je nodig!' brulde Jan. 
Hij wandelde weer terug en keek op zijn kamer naar buiten. De twee Ford Victoria's van de FBI stonden pal voor de ingang geparkeerd. Een Franse politiebus stond erachter. 
In een kwartier waren de jongens frisgewassen beneden. Het was een verademing om schone kleren aan te hebben. Masters zag eruit of hij de hele nacht door was gegaan. Hij was in gesprek met de twee FBI agenten die de jongens eerder in Du Commerce hadden gezien, toen ze de vorige dag met Hank en Ron uit Luxemburg waren komen rijden. Na het gesprek met Masters liepen ze haastig naar buiten. 
'Zij gaan verder in Simserhof kijken,' zei Masters. 
Arie beboterde een croissant, die ze in een mandje hadden gekregen als ontbijt. 
'Laat ze vooral achter dat lazaret kijken,' raadde hij aan. 'Daar heeft volgens mij Breitstein de spullen weggehaald.' 
'Doen we zeker,' antwoordde Masters. 'We kammen alles uit. Voorlopig laat de Franse politie alles toe.' 
Hank en Ron kwamen binnen. Hank zag er met zijn verbonden schouder een stuk beter uit dan de vorige dag. 
'Meer croissanten en meer koffie,' gebaarde Masters naar het meisje dat het ontbijt had geserveerd. 
Aan de andere kant van het restaurant ging een deur open. Het was de deur naar de hotelkamers. Mevrouw Masters stapte het restaurant binnen. De jongens keken haar bevreemd aan. Ze droeg een grote donkere zonnebril en liep met voorzichtige passen. Masters keek onverschillig naar zijn vrouw en wendde zich weer tot de jongens. 
'Breitstein ga ik zo meteen aan de tand voelen. Ik heb een paar uur geleden de inhoud van de rugzakken bekeken.' 
'En?' vroeg Bob benieuwd.
'Geld, waardepapieren, juwelen, zilveren kandelaars en dat soort spul,' zei Masters. 'Zo te zien afkomstig uit de buurt hier. Waarschijnlijk door in 1945 terugtrekkende Duitsers geroofd uit huizen en verborgen. In ieder geval geen nazischatten of zo. Ik verwacht ook dat we niet veel meer zullen vinden.' 
'Wat deed Breitstein daar dan?' vroeg Jan. 
'Breitstein merkte dat het uit Europa smokkelen van oorlogsmisdadigers niet lang goed meer zou gaan. Ferguson en Mulder en later ook jullie zaten hem dicht op de hielen. Hij heeft, denk ik, besloten om te stoppen en er tussenuit te gaan. Hij had van een van zijn klanten gehoord dat er in Simserhof nog wat verborgen lag en is daarheen gegaan. Ferguson en Mulder heeft hij met een mooi verhaal meegelokt, uiteraard niet met de bedoeling hen iets te geven. Ik denk dat hij ze zonder pardon wilde neerschieten. Jullie hebben vermoedelijk hun leven gered. Ik ben blij dat we Breitstein te pakken hebben. We kunnen nu de rest van de reisorganisatie oprollen. Ferguson en Mulder zijn al onderweg naar Luxemburg,' besloot Masters. 
Verse croissants en meer koffie arriveerden. Arie greep naar de jam en pakte een nieuwe croissant. Jan zat nadenkend voor zich uit te kijken. 
'Vergeet niet dat Breitstein nog het nodige op zijn geweten heeft. Vliegtuigkaping, moord, gijzeling en zo nog wat dingen.' 
'Zoeken we allemaal uit,' beloofde Masters grimmig. 'Dat heerschap gaat waarschijnlijk voor de rest van zijn leven achter de tralies.' 
'En Ferguson en Mulder?' vroeg Arie. ''Wat gaan die doen?' 
'Hun werk in Luxemburg af maken, nu samen met mijn mensen. Daarna gaan ze terug naar de Verenigde Staten. Ik hoop dat we al uit Europa verdwenen oorlogsmisdadigers nog op het spoor kunnen komen. Waarschijnlijk gaan zij dat doen. Het kan jaren duren voor we bijvoorbeeld nazi's in Zuid-Amerika te pakken kunnen krijgen.' 
Jan was uitgegeten en schoof zijn stoel weg. 'Dan ga ik de kosten maar eens bekijken. Arie, moet jij je vader niet bellen over Bierkoop?' 
Arie schrok. 'Verdraaid, je hebt gelijk! Straks reist hij zelf naar Luxemburg af. Ik ga hem meteen bellen.' 
Jan ging een tafeltje verderop zitten. Mevrouw Masters zat daar alleen op een croissant te kauwen. Hij pakte een potlood en een opschrijfboekje uit een zak en begon verwoed te rekenen. Op dat soort momenten was Jan gelukkig. Arie en Bob lieten hem rustig zijn gang gaan. 
Masters stond op en liep naar zijn vrouw. Jan, die aan het tafeltje met de etende mevrouw Masters nog steeds driftig zat te rekenen, zag dat Masters zijn vrouw bij de arm pakte. Het viel Jan op dat Masters dat op hardhandige wijze deed. Niet voor niets vertrok haar gezicht pijnlijk.
'Vivian, liefje, loop je even mee naar buiten?' vroeg Masters. Zijn vrouw stond op en Masters voerde haar, nog steeds aan de arm, mee naar buiten.
Jan boog zich weer over zijn nota's. Bob liep naar het raam en keek naar buiten. Masters en zijn vrouw stonden tussen de voor het hotel geparkeerde auto's. Met zijn neus tegen het raam gedrukt kon Bob net zien wat er gebeurde. Masters hief zijn hand op. Zijn vrouw deed een paar stappen opzij en zo kon Bob niet zien wat het vervolg was. 
'Hij slaat zijn vrouw, ik zweer het je!' zei Bob tegen Jan. 
'Hm,' zei Jan. 'Dat is toch zíjn zaak. Een erg gelukkig huwelijk lijkt het me niet.' 
Hank en Ron, die alles hadden gevolgd, deden alsof ze in druk gesprek met elkaar waren en reageerden niet. 
Masters kwam het restaurant weer binnen. Hij hijgde licht en ging bij Jan aan het tafeltje zitten. 
'Ben je al zover?' vroeg hij aan Jan. 
Jan schoof zijn berekeningen naar hem toe. Masters bestudeerde de kosten. Het was hem bekend, dat Jan niets vergat en ook graag naar zich toerekende. 
Hij fronste zijn wenkbrauwen. 'Reiskosten? Jullie waren toch onderweg naar Luxemburg?' 
'Jazeker,' zei Jan. 'Ik heb alleen de meerkosten berekend. Wij zijn doorgereisd naar hier. De kosten Ettelbruck-Luxemburg moeten wij vergoed krijgen, want onze kaartjes gingen tot Luxemburg stad. En verder de terugreis van hier naar Luxemburg. Per trein, tweede klas. En dan reken ik eventueel eten nog niet eens mee.' 
'Dat doe je nu op mijn kosten,' antwoordde Masters. 'Eet je alsjeblieft te pletter, dan heb je voor de rest van de dag genoeg. En wat is dit? Een fles tonic voor tien dollar in Luxemburg stad. Waar ben jij geweest? Heb je daar een bonnetje van?' 
Arie, die kwam teruglopen van de telefoon hoorde dit laatste. Hij schudde met zijn hoofd. 'Jan, Jan, tien dollar voor een fles tonic. Daar weten wij niets van.' 
Jan reageerde als door een wesp gestoken. 'Vet loeder, je hebt zelf die oplichter van die bar in het politiebureau tien dollar gegeven.' Van verontwaardiging kon hij niet verder praten. 
'Ik herinner me er niets meer van,' zei Arie. 'Jij Bob?' 
Bob haalde de schouders op. 'Het zegt mij ook niets.' 
Arie wendde zich tot Masters. 'Sorry Masters. Ik vind óók dat wij onze kosten vergoed moeten krijgen, maar we hoeven er natuurlijk niet op te verdienen.' 
Jan stond abrupt op en smeet zijn stoel op de grond. 'Als jullie er zo over denken, dan zoeken jullie het maar lekker zelf uit. Ik doe het níét voor mezelf. Voor Bob heb ik een heel stel schone kleren gerekend. Hij kan zijn broek en trui wel weggooien. Maar bekijk het maar. Ik pak mijn spullen en ga naar huis.' Hij beende het restaurant uit. 
'Zo, die is boos,' constateerde Ron, de kwade Jan nakijkend. Hij kende Jan niet zo goed. 
'Oh, hij draait zo wel weer bij,' verzekerde Arie. 
Masters greep in zijn binnenzak en begon bankbiljetten uit te tellen. Arie liep naar de deur, waarachter Jan verdwenen was en riep: 'Masters gaat nu betalen, moet ik het geld controleren en in ontvangst nemen?' 
Jan, die onderweg was naar de kamer stopte boven aan de trap, bleef even staan en kwam vervolgens de trap weer af.
'Wees blij dat ik er ben, anders eindigden we na ieder avontuur straatarm.' Zonder op het antwoord van Arie te wachten, liep hij naar de stapel geld, die Masters op de tafel had gelegd. Jan telde snel en keek vervolgens vragend op naar Masters. 
'Het geld voor de terugreis ontbreekt. Verder is het in orde.' Zorgvuldig borg hij het geld in zijn broekzak. Knoop erop om het niet te verliezen.
'Goed,' zei Masters. 'Inderdaad ontbreekt het geld voor de terugreis. Ik had gedacht dat jullie de Glas Isar van Breitstein daarvoor konden nemen. Dat is veel handiger dan de trein. De auto staat nog bij Simserhof en is verder niet interessant meer voor ons.' Jans ogen begonnen te glanzen.
'Daar komt bij,' ging Masters door, 'dat ik zal voorstellen dat jullie voor de teruggevonden spullen in de Linie ook nog een vindersloon of iets dergelijks krijgen. Dat hoor je nog wel van me.' 
Jan was zijn boosheid nu helemaal vergeten. Hij dacht nog even aan de accu van de Isar, die hij in de struiken had gegooid en nu weer kon gaan terugsjouwen, maar het idee van een gratis auto hielp hem snel over deze gedachte heen. 
'Geef nog wel even door dat douane, politie, FBI en weet ik wie nog meer deze auto niet meer hoeven op te sporen,' zei Arie droog. 'Anders vrees ik dat we niet ver komen.' 
'Is al gebeurd,' antwoordde Ron. 'Kom, Hank en ik brengen jullie naar Simserhof.' 
De jongens namen uitgebreid afscheid van Masters. 'En doe ook de groeten aan je vrouw,' voegde Arie er nog aan toe. Masters negeerde deze opmerking.
'Ik blijf nog een paar dagen in Europa. Eventueel zoek ik nog wel contact met jullie.' 
De jongens haalden hun spullen van de kamer en gingen met Ron en Hank naar buiten. 
'Ha,' zei Arie. 'Op naar Luxemburg. Breitstein of Bierkoop, het maakt ons niet uit. Mijn vader is al ongeduldig. We zullen die boekhouder eens fijn te grazen nemen.' 
Ron en Hank brachten de jongens met de Ford Victoria snel naar het inmiddels bij hen zo goed bekende terrein bij Simserhof. De andere FBI mensen waren daar nog steeds bezig. Ron en Hank liepen naar hen toe. 
De Glas Isar stond keurig onder de bomen geparkeerd. De sleutels staken in het contact. Jan keek de helling af en wees naar beneden. 
'Daar moet ongeveer die accu liggen. Loop je even mee, Bob?' 
Voorzichtig gingen ze de helling af. Jan moest even zoeken, maar de accu was snel gevonden. 
'Lijkt me nog heel,' zei Jan. 
'Dat kun je aan de buitenkant nooit zien,' antwoordde Bob. Hij was degene, die het meest verstand had van auto's. 'Als er door het naar beneden vallen cellen van de accu kapot zijn gegaan dan is er niks aan te doen. Heb je gewoon een nieuwe nodig.' 
Samen droegen ze de accu naar boven en zetten het ding voor de voeten van Arie neer. Arie had met de armen over elkaar staan kijken hoe Bob en Jan zich inspanden. 
'Eigenlijk was dat dom van jou, Jan, om die accu naar beneden te gooien.' 
Jan keek hem verbaasd aan. 'Wist ik dat ik het ding later weer moest ophalen? Ik wilde voorkomen dat Breitstein ermee weg zou rijden.' 
'Daar zijn toch veel eenvoudiger methoden voor,' zei Arie, nog steeds met de armen over elkaar. 'Je kan zo'n auto zonder accu gewoon opduwen.'
'Ja, fijn,' reageerde Jan.' En als je lichten dan aan moeten of je ruitenwissers. Draaien die op lucht of zo. En trouwens, hoe wil je die auto hier opduwen? Tegen de helling op?' 
'Je herinnert je toch wel het verhaal van onze natuurkundeleraar?' 
'Wat was dat voor verhaal?' vroeg Bob geïnteresseerd. 
'Onze natuurkundeleraar,' vertelde Arie verder, 'zei altijd dat het bij het verplaatsen van zware voorwerpen niet om de kracht gaat, maar dat het probleem is dat zo'n voorwerp in rust is. Voor de versnelling is een zekere kracht nodig. Je kunt in principe alles in beweging krijgen als je de beginwrijving maar overwint. Zie nou hoe die accu naar boven is gekomen. Niet door kracht van mij.' 
Jan en Bob keken elkaar aan. 'Het zou kunnen dat er straks een zwaar voorwerp heel snel in beweging komt. En wel een sproetige walvis, die een helling afvliegt,' zei Jan. 'Daar is niet zoveel kracht voor nodig. Een duwtje is genoeg. Nu je het over die natuurkundeles hebt, ik kan me herinneren dat jij er in stonk toen de leraar vroeg of het mogelijk was dat een persoon een vliegtuig over een landingsbaan zou kunnen trekken. Volgens jou was dat sterk afhankelijk van de grootte van de wielen, maar dat speelt geen rol. Het gaat om de afstand van het zwaartepunt tot het vlak. En eenmaal in beweging blijft het in beweging tot de wrijvingskracht weer hoger wordt. Een sterk iemand kan een vliegtuig over een landingsbaan trekken. Natuurlijk spelen dan ook factoren als een vlakke ondergrond en de bandenspanning een rol,' besloot Jan.
Bob was al met de accu naar de Glas gelopen en plaatste die tussen de klemmen. Jan maakte de draden vast. 
'Probeer maar, Bob.' 
Bob startte de auto. De motor sloeg onmiddellijk aan. 
'Daar heb je geluk mee,' riep Jan naar Arie. 'Anders hadden we jou ervoor gespannen.' 
'Een Roos...,' zei Arie, 'die laat zich altijd rijden.' Hij opende het portier en ging breeduit op de áchterbank zitten. 
Jan sprong naast Bob in de auto. Ze zwaaiden naar de FBI agenten. Bob gaf gas en de Isar spoot, tegen de helling op, weg over de losse steenslag.
Jan raadde aan om via Metz terug naar Luxemburg te rijden. Voor Bob, die zijn richtinggevoel in Europa de laatste dagen al helemaal was kwijtgeraakt was dat een eenvoudige taak. De borden richting Metz stonden met regelmaat aan de kant van de weg en ook in de dorpen waar ze af en toe doorheen moesten was er geen twijfel mogelijk.
'Wanneer het mee zit, zijn we halverwege de middag in Kautenbach,' zei Jan. 'Wat doen we dan? Grijpen we meteen Bierkoop in de kraag?'
'Lijkt me van wel,' vond Arie. 'We hebben genoeg tijd verspeeld. Mijn vader zit op hete kolen. Ik heb hem vanmorgen door de telefoon verteld dat we morgen in Amsterdam terug zijn. We weten waar Bierkoop woont. Het lijkt me een fluitje van een cent.'
'Ken je Bierkoop eigenlijk?' vroeg Jan.
'Ik zag hem wel eens op het kantoor van de rederij. Het is een wat oudere man. Op de Prins Hendrikkade zat hij in de kamer naast die van mijn vader. Hij was verantwoordelijk voor de complete boekhouding. De betaling van de vracht, het charteren van schepen, de salarissen, alles. Mijn vader keek nooit naar het geld, hij vertrouwde de man volkomen.' 
Jan grinnikte. 'Dan heb je het van geen vreemde, dat nooit naar geld kijken.'
'Met dit verschil, jongetje Prins, dat ik niet zo goed van vertrouwen ben. Ik ben door schade en schande wijs geworden. Je kunt soms je beste vrienden niet vertrouwen met geld.'
'Hoe bedoel je dat!' stoof Jan op.
'Neem nu dat geld van Masters, waar jij zo lekker op zit. Dat is bedoeld voor nieuwe kleren voor Bob. Trouwens ik kan ook wel wat gebruiken. In Simserhof heb ik mijn windjack opengehaald.'
Voordat Jan kon reageren zei Bob kalm.
'We zijn bijna in Metz. Ik wil even stoppen. We moeten toch tanken.'
'Rij naar de markt,' raadde Arie aan. 'Rond de kathedraal zijn een hoop winkels. Ik ben er een keer met mijn ouders geweest.'
Bob parkeerde de auto vlak voor de portalen van de prachtige kathedraal. Ze liepen een winkelstraat in.
'Daar is een kledingwinkel,' wees Arie.
Jan bleef staan en pakte het geld uit zijn zak. 'Ieder vijftig franse francs, dat lijkt me voldoende.'
Bob en Arie gingen naar binnen en Jan liep achter hen aan. Bob kocht een knalgeel shirt, wat door Jan even lelijk als duur gevonden werd en een nieuwe bruine broek. Arie schafte zich een blauw gabardine jack aan, dat door Jan jaloers werd bekeken. Een ideaal jack tegen de kou en nattigheid. Jan vond het jammer dat zijn eigen zeiljack nog niet versleten was.
De verkoopster pakte Bobs aankopen in. Arie trok het jack meteen aan.
'Zo, dat zit best, hier nog tien francs terug.'
Jan pakte het geld aan. Bij een stalletje kocht hij wat flessen prik en een paar chocoladebeignets. Hij verdeelde het geheel eerlijk. 
Lurkend aan hun flesje liepen ze terug naar de auto. Jan kroop achter het stuur. Hij vond al snel een tankstation en de jongens lieten Metz achter zich. Bob zakte onderuit naast Jan. Het was twee uur in de middag en vrij rustig op de weg. Aan weerszijden zagen ze de rokende schoorstenen van de zware industrie rond Metz. Bob draaide het raampje even wat verder open en smeet zijn lege flesje naar buiten. Daarna draaide hij het raam dicht. 
'Wat een stank zeg, je zal hier maar wonen. Zelfs bij ons in Pittsburgh stinkt het niet zo. Onze fabrieken worden daarop gecontroleerd.'
'We zijn zo weer in het prachtige Luxemburg,' reageerde Jan. 'Dan kun je weer ademhalen.'
Achter hen draaide een politieauto de weg op en haalde hen in. Jan keek in zijn spiegel en op de snelheidsmeter. Het streepje stond bij tachtig en hij reed dus niet te hard. De politiewagen passeerde en de twee agenten in de auto keken aandachtig naar de jongens. De politieauto ging voor hen rijden. De lichten vlamden aan en er werd gebaard dat ze moesten stoppen.
'Wat nu?' gromde Jan. 'Zeker het ingetrokken opsporingsbericht niet ontvangen.'
De twee agenten stapten uit en zetten zorgvuldig hun pet op. Langzaam kwamen ze naar de auto lopen. De jongens bleven zitten. Jan draaide zijn raampje naar beneden. Een van de agenten zei: 'Wie van jullie is Arie Roos?' 
'Ik,' zei Arie verbaasd achter uit de auto.
'Wilt u dan even uitstappen?' zei de agent vriendelijk doch beslist.
Nog steeds verbaast steeg Arie uit de auto. De agent klopte op zijn kleren, maar vond niets. Arie was niet snel op zijn mond gevallen, maar wist werkelijk niet wat er aan de hand was. De andere agent dook achter de voorstoelen en voelde met zijn hand tussen de achterbank en de rugleuning. Zijn hand kwam weer te voorschijn. Er in lag een zware FBI Luger. Hij glimlachte.
'Deze nemen wij voor je mee.' 
De agenten groetten en liepen weer naar hun auto. De agent met de Luger draaide zich om. 'Dat vergat ik bijna. Ik moest nog zeggen "De groeten van Masters".'
Arie stond nog steeds naast de auto. Hij wist niet wat hij terug moest zeggen. Uit de auto klonk een gehinnik wat steeds luider werd. Bob en vooral Jan rolden om van het lachen. 
'En de groeten van Masters.. ha, ha. Dat dacht slim te zijn en een pistool achter over te drukken. Zeker om een boekhouder mee te bedreigen. Hou me vast,' zei Jan. 'Ik kom niet meer bij.' 
Arie ging weer op de achterbank zitten. 'Rij nou maar, de motor zo stilstaand laten lopen kost geld.'
Daar zat Jan op dat moment niet mee. Nog steeds luid lachend draaide hij de weg weer op.

© René Verhulst 1998